Verteld door Tinie Engelen-Luttikhuizen
Dit boek is tevens beschikbaar als luisterboek
De tekst kun je downloaden als pdf
Informatie: tinie.engelen@gmail.com
Inhoud
1 Vos is de weg kwijt
2 Pijnlijke ontmoeting
3 Frenkel aan het woord
4 Samen op pad
5 Stijn de Boswachter
6 De vosjes worden verwend
7 Een onwaarschijnlijke vriendschap
8 Wilde vossen worden groot en tamme konijnen ondeugend
9 Mooi leven op de hei en ineens EHBO nodig
10 Op zoek naar hulp
11 Vlegel vertrekt, Iva gaat uit logeren en valt in het water
12 Kafje, Bianca en Wittie gaan op stand wonen
13 Iva is jarig!
14 Het feest begint nu pas echt…
15 Rekel en Frenkel krijgen ook een feestje
16 Ruw verstoorde rust
17 Vossen gaan vissen, vangen bot en bereiken toch hun doel
18 Een kleurig najaar en uitbreiding van de ‘veestapel’ ..
19 Een rondje opa’s en oma’s
20 Waar is Iva?
21 Een noodzakelijke verhuizing die net op tijd komt
22 Een moeder en dochter dagje
23 Kou op het veld
24 December, een maand vol gezelligheid.
25 De jaarwisseling
26 Sporen in de sneeuw
27 Sneeuwpret met een bijzondere ontmoeting
28 Voorjaar vol beloften
29 Onverwachte gebeurtenissen
30 Twee piepkleine baby’s
1 Vos is de weg kwijt
Vos sloop door het weiland. In de verte liep een groot zwart paard lui te slenteren. De zon scheen al een hele poos. Vos was de hele nacht heen en weer aan het sjouwen geweest. Hij had geen flauw idee hoe hij in de wei terecht was gekomen en had een vaag gevoel dat hij heel ergens anders thuishoorde. Maar wáár? Hij had honger en voelde zich angstig. Hij kon niet meer goed nadenken.
Terwijl hij zich bijna op zijn buik door het hoge gras voortbewoog zag hij een dikke pad zitten. Hij haalde uit met zijn poot en gaf het arme dier een fikse klap. Vervolgens peuzelde hij hem op, bij gebrek aan wat anders. Blegh, wat was dat smerig zeg. Hij nam zich onmiddellijk voor om nooit meer een pad op te eten.
En hij was nog steeds moe, hij kreeg het steeds warmer. Honger had hij niet meer, de vieze smaak van de pad had ervoor gezorgd dat hij helemáál niet meer naar eten verlangde. Was die pad tenminste nog ergens goed voor geweest. Maar hoe nu verder? Hij had geen thuis, hij was alleen. Hij herkende alleen het weiland met het paard en in de verte aan de rand van de wei een tuin met aan één kant een soort hok.
Er verscheen een man in boerenkleren in de tuin. Hij riep ‘Pake, Páke’ waarbij hij met zijn tong klakte. Vos zag het grote zwarte paard bedaard in de richting van de boer kuieren die hem een fikse wortel voorhield. Had Vos díe maar gekregen, in plaats van die vieze pad op te eten. Hm, wortel, niet echt vosseneten, maar alles beter dan een pád!
Dankzij de Boer wist Vos nu dat het grote paard Pake heette. Hij vond hem eng, hij was zo groot!. Lieve help! Daar kwam Pake zijn kant op slenteren. Vos dook diep in elkaar, bang voor een schop. Hij hoopte niet gezien te worden, maar tevergeefs. ‘Dag Rekel, wat doe jij hier nou in het weiland?’
Rekel. Die naam deed bij Vos een belletje rinkelen. Hij realiseerde zich ineens, dat het zíjn naam was. Hij was Rekel. Rekel de Vos. Maar hoe wist dat paard nu zijn naam, vroeg Vos zich af. In het hol waarin hij was geboren had moeder Vos hem liefdevol met Rekeltje aangesproken, dat herinnerde hij zich ineens.
Pake raadde waar zijn verbazing vandaan kwam en gaf antwoord op de niet gestelde vraag: ‘een rekel is een mannetjesvos, een moer een vrouwtje. Omdat ik denk dat jij een mannetje bent, noemde ik je Rekel. En om het verhaal even af te maken, ik heet Pake.’ Hij zwaaide even stevig met zijn enorme lange zwarte staart. ‘Ik zag je hier al eerder rondsluipen vandaag. Hoe ben je hier gekomen, uit welk nest kom jij?’ Vos keek hem in verwarring aan. Hij herinnerde zich vaag dat hij in een hol onder de grond was, samen met z’n moeder en een paar broertjes en zusjes. Toen zij wat groter waren geworden, mochten ze samen met moeder Vos het hol wel eens uit om te spelen in de frisse lucht. Hij herinnerde zich buitelingen tussen de kleine struikjes, achterelkaar aan zitten, in elkaars staart bijten, maar dat was allemaal niet hier in het weiland. En van wat er daarna was gebeurd wist hij niets meer. ‘Ik weet het niet Pake’. Hij keek Pake wat onrustig aan. Pake zwaaide weer even met zijn staart en schudde met zijn hoofd. Hij keek naar de vos en dacht hardop ‘ik vermoed dat je ergens uit het bos aan het einde van de sloot komt, in de buurt van het bosmeer. Nog niet zo lang geleden is het hier zo ontzettend tekeer gegaan en toen zijn er een aantal dieren gevlucht vanaf het meer. Ik zag toen zelfs een stel reeën langsrennen. Ze waren echt in gevaar want die rustige sloot daar’ Hij wees met zijn hoofd in de verte ‘leek wel op een woeste rivier.
Jouw familie is misschien ook op de vlucht geslagen en heeft jou hier ergens achtergelaten.’ Rekel liet even bezinken wat Pake allemaal zei. Zijn familie zou hem hier hebben achtergelaten? Hij kon het zich nauwelijks voorstellen. Moeder Vos was altijd zo zorgzaam voor hen geweest en met zijn broers en zusjes kon hij het goed vinden. Hij zag het niet allemaal meer goed voor zich. Wat was er toch allemaal gebeurd?
Pake bemerkte de onrust van de vos. ‘Jij bent de kluts een beetje kwijt hè? Ik weet wel wat. Aan die kant van het weiland is een oud vossenhol. Het was voorheen een dassenburcht, maar de vorige vossen hebben het de dassen helaas zo moeilijk gemaakt, dat die er met hun hele familie vandoor zijn gegaan. Daar heb jij nu geluk bij. Jij kunt er in ieder geval intrekken, zodat je onderdak hebt. Wie weet is er zelfs nog wat eetbaars te vinden daar.’ Terwijl Rekel hoopvol naar Pake keek, besloot hij het zojuist gegeven advies op te volgen.
Rekel liep in de richting van het hol dat Pake had aangewezen en vond al snel de ingang. Het rook er naar vossen. Niet naar zijn eigen moeder en broertjes en zusjes, maar wel naar vossen. Heel vaag bespeurde hij ook de geur van een konijn. Maar als hij op zijn neus kon vertrouwen was het al even geleden dat er een konijn in het hol geweest was.
Hij ging er eerst maar eens even bij liggen, was zo moe van al het gesjouw! Hij draaide zijn lijf een beetje rond en rond en wikkelde zijn staart om zichzelf heen. Hij lag hij nu eindelijk een beetje lekker. Helaas had hij nog niets te eten gevonden, maar door de vieze pad die hij had opgegeten voelde hij zich niet fit en echt honger had hij dan ook niet meer. Al snel viel hij van uitputting in slaap.
Hij werd wakker van een zacht duwtje in zijn zij. ‘He Rekel, wat doe jij nu hier?’ Hij sloeg zijn ogen op en keek recht in de oranjebruine oogjes van een vos. Het was Frenkel, zijn broer! Hij schoot overeind en keek dolblij naar één van zijn verloren gewaande familieleden. ‘Wat ík hier doe? Hoe kom jíj hier? Dat kan ik beter vragen! ik was iedereen kwijt en toen heb ik dankzij Pake dit hol gevonden. Maar ik rammel van de honger, de vieze pad die ik gisteren heb opgegeten heeft me geen volle maag bezorgd, maar alleen maar buikpijn en misselijkheid.’ Het laatste kwam er met nogal wat walging uit.
Frenkel staarde hem verbaasd en ongerust aan en hervond pas na een minuut of zo zijn spraak…
‘Dat meen je toch niet hè, dat je een pad hebt opgegeten? Moeder Vos heeft jou echt geleerd dat die niet te vréten zijn! Frenkel schudde met zijn kop over zoveel dwaasheid.
Hij keek Rekel aan en begon zich in het zojuist ontdekte hol te installeren. ‘Je moet me straks maar eens alles vertellen, Rekel, wat er met jou is gebeurd sinds de watersnood, maar man, ik ben me toch een partij moe van het sjouwen, ik moet echt eerst gaan slapen. En zonder enige verdere uitleg rolde Frenkel zich op en viel gelijk in een diepe slaap. Rekel wist even niet wat te doen. Waar was zijn broer ineens vandaan gekomen? En waar was de rest van de familie Vos gebleven? Er zat niets anders op dan te wachten tot Frenkel weer wakker was.
Zijn maag knorde van de honger. Hij moest nu echt wat te eten zien te vinden. Zolang het maar geen pad was. Hij sloop het hol uit. Het was nog donker buiten. Er kwam een klein beetje licht van de maan en aan de donkere hemel waren hier en daar wat sterren te zien. Een stukje verder in de wei zag hij de donkere gestalte van Pake. Hij stond doodstil. Vos vroeg zich af of het paard op die manier stond te slapen. Rekel liep heel zachtjes in de richting van de tuin waar hij de vorige dag de boer had zien staan. Hij wist wat hem te doen stond.
2 Pijnlijke ontmoeting
De wind stond in zijn richting. Daardoor kwam er een heel lekker luchtje vanaf het hok in de tuin zijn kant op. Hij hoorde zachte geluidjes, een soort geklok en ineens begreep hij het. Er zaten vogels in het hok! Zou hij er daarvan misschien één kunnen verschalken? Hij sloop dichterbij en zocht naar een manier om het hok binnen te komen. Maar zijn weg werd ineens verspert door een haan die al zijn veren had opgezet waardoor hij er ontzettend groot en afschrikwekkend uitzag. ‘Dat had je gedacht, lelijke vos’, kraaide de haan! ‘Je dacht zeker dat je achter mijn kippendames aan kon gaan hè. Nou mooi niet, want dan kom je mij, Vader Kukel, eerst tegen! Laatst zijn hier ook al vossen geweest. Zeker geen familie van je hè. Anders had je beslist geweten dat met mij niet te spotten valt!’
Au! Vos voelde een heftige pijn aan zijn rug want de haan gaf hem een paar fikse uithalen met zijn scherpe sporen. ‘Maak dat je wegkomt! Dit zal je leren!’ Vader Kukel haalde nog een keer uit. Jankend kroop Rekel achteruit, weg bij het hok en weg bij die vreselijke haan! Nee, met Vader Kukel viel inderdaad niet te spotten.
Hij dook weg, verder terug de wei in. Wat nu? Het werd al een beetje lichter, en langzaam kon hij steeds meer om zich heen zien.
Net toen hij dacht dat hij maar terug moest gaan naar het hol waar Frenkel ongetwijfeld nog lag te slapen, zag hij ineens wat bewegen vlak voor zijn poten. Het was een veldmuis die zo onvoorzichtig was om zich aan hem te vertonen. Was het geluk hem nu dan eindelijk goed gezind? Was hier nu eindelijk iets voor hem te eten?
De muis zag hem en keek hem met grote ronde ogen aan. Hij wist dat zijn laatste uurtje bijna had geslagen en zette zich schrap om de benen te nemen. Maar het was al te laat. Rekel schatte in dat dit voorlopig zijn laatste kans was om wat te eten te bemachtigen en had door de honger echt geen energie meer over om achter de muis aan te rennen. Hij tilde zijn poot hoog op en gaf muis de genadeklap. Eindelijk, eten!
Nu zijn maag een beetje was gevuld kon hij eens rustig om zich heen kijken. Toen hij eerder door Pake was aangesproken was hij te misselijk geweest van het eten van de pad en bovendien zo zenuwachtig door het grote paard al was die nog zo vriendelijk geweest, dat hij weinig van de omgeving had gezien.
Boven een ander weiland in de verte waar een paar koeien liepen te grazen kwam de zon langzaam op. Die zette het landschap in een prachtig licht.
Rekel hobbelde terug naar het hol waar hij Frenkel achter had gelaten. Ze hadden elkaar nog een hoop te vertellen, bedacht hij. Hopelijk was zijn broer eindelijk wakker. Het was de hoogste tijd. Hij verlangde er erg naar om te weten wat er de afgelopen tijd allemaal was gebeurd. Waar was de rest van de familie gebleven, en hoe was hij in dit weiland terecht gekomen. Hopelijk kon Frenkel hem dat vertellen.
3 Frenkel aan het woord
Rekel dook het hol in waar hij met een kort blaffend geluid werd begroet door Frenkel. Gelukkig was die wakker en ook nog blij hem te zien. ‘Rekel, waar ben je geweest? Ik was al bang dat je weer was verdwenen!’
‘Wat nou, dat ik weer was verdwenen? Ik snap er niks van. Ik ben in dit weiland wakker geworden, heb geen idee hoe ik hier ben gekomen, en waarvandaan. Ik hoop dat jij me kunt uitleggen wat er gebeurd is. Waar is onze Moer en waar zijn onze zusjes en broer? Hoe ben jij hier gekomen en hoe vond je mij hier?’
Frenkel zuchtte even heel diep. Hij begreep dat hij er nu niet meer onderuit kon te vertellen wat er was gebeurd. Hier had hij zo tegenop gezien.
‘Rekel, wat kun jij je nog herinneren?’ begon hij.
‘Bijna niks. Ik herinner me dat ik in een hol was, niet dit hol, samen met moeder Vos, met jou Frenkel, broertje Leker, en onze zusjes Candi en Fenne. Ik weet ook nog dat we tussen struikjes achter elkaar aan zaten buiten het hol. En verder weet ik niets anders meer dan dat ik in het donker in deze wei liep en toen het licht was Pake het grote zwarte paard tegenkwam, die mij op dit hol wees. Ik had een hele vieze pad opgegeten en voelde me ziek en moe. Toen werd ik vannacht wakker, voelde me beter en ben de wei in gegaan. Daar heb ik een veldmuis kunnen vangen en opeten en dat is alles.’ Afwachtend keek hij naar Frenkel. ‘Nu jij!’ spoorde hij hem aan.
Frenkel haalde diep adem en begon. ‘We woonden in een hol, verderop langs die sloot daar, in de richting van het bosmeer. Het was een prachtig hol met ruimte zat en uitgangen aan alle kanten. Richting de slootkant, richting het bos, richting de oever. We hebben inderdaad veel gespeeld bij het hol.
Moeder Vos wilde dat we groot en sterk zouden worden en gaf ons goed te eten en liet ons lekker bewegen.
Toen kwam er een kwade dag. Het werd vreselijk slecht weer, het water van de sloot kwam steeds hoger te staan en het kolkte langs ons hol. Het onweerde, stormde, het was echt gruwelijk! Op een zeker moment kwam het water ons hol binnenstromen vanaf de sloot. Moeder Vos stuurde ons naar buiten via de uitgang naar het bos. Jij was er al snel uit, ik kwam als tweede en na mij kwam niemand meer. De kracht van het water heeft het hol zo ondermijnd dat het is ingestort terwijl moeder Vos en onze zusjes en broertje nog binnen waren. Ze konden er niet meer uitkomen. Ik heb ze daarna niet meer gezien.’
Rekel was helemaal ontzet door het vreselijke verhaal. Moeder Vos weg, Candi, Fenne en Leker weg. Vader Vos hadden ze al veel langer niet meer gezien. Nu waren Frenkel en hij wezen.
Frenkel ging verder. ‘Ik zag hoe jij wegrende langs de sloot en ineens een tak op je kop kreeg die uit een boom waaide. Je bleef doorrennen en verdween uit het zicht. Ik kon je niet bijhouden en ook kon ik nog niet weggaan van de plek van ons verwoeste hol. Op een gegeven moment werd het wat rustiger, het hield op met stormen. Ik ben nog een hele poos daar blijven wachten. Ik had geen flauw idee wat ik doen moest en ook niet hoe ik voor mijzelf moest zorgen. Moeder Vos moest ons nog zoveel leren.’
Hij keek even onzeker naar Rekel. ‘We zijn nog hartstikke jong, weet je. Toen schoot mij te binnen dat moeder Vos een keer vertelde over oom Brovos, een broer van vader Vos die een hol had in een weiland veel verderop. Ik besloot die kant op te gaan. Toen ik in de buurt was, rook ik jouw geur en zo heb ik het hol gevonden. Oom en tante Vos waren nergens te bekennen, maar toen vond ik tot mijn grote verbazing en blijdschap jou hier.’
Rekel stak zijn beide poten uit naar Frenkel. ‘Wat ben ik blij dat je er bent. Ik weet nog steeds niet hoe ik van die slootkant die jij beschrijft hier in het weiland terecht ben gekomen. Gelukkig was Pake er die mij op dit hol wees. Ik ben dat grote paard heel dankbaar al vind ik hem dan nog steeds doodeng.’
“Weet je wat ik ook doodeng vind? Ik ben daarstraks in de richting van die tuin gelopen, naar dat hok toe. Het ruikt daar ontzettend lekker. Logisch, want er zitten kippen in. Maar denk maar niet dat we daar ook maar íets aan zullen hebben. Er zit een haan bij. Hij noemt zichzelf Vader Kukel. Die is zo gevaarlijk! Toen hij mij zag heeft hij mij gelijk aangevallen. Moet je kijken!.’
Rekel draaide zijn rug naar Frenkel toe om de wonden te laten zien die de sporen van Vader Kukel hadden achtergelaten.
Het was zijn broer direct duidelijk. Bij dat hok en die haan en kippen moest je niet in de buurt komen. Veel te gevaarlijk!
Maar wat nu? Wat stond hen nu te doen. In dit hol zouden ze best een poosje kunnen blijven, maar er was geen moeder Vos die voor ze zorgde. Ze gingen rustig zitten nadenken over hoe nu verder.
4 Samen op pad
Nadat Rekel en Frenkel lange tijd zwijgend voor het hol hadden zitten nadenken, kreeg Rekel er genoeg van. ‘Broer, we moeten wat gaan doen! Het lost zich niet vanzelf op als we hier stil blijven zitten.’ Hij keek Frenkel vragend aan. ‘Wat denk je ervan, om als we morgen uitgeslapen zijn op pad te gaan en de buurt te verkennen? Maar eerst moeten we nog wat te eten zien te vinden waarmee we de nacht doorkomen. ‘
De vosjes gingen gebroederlijk op pad en doorkruisten het weiland. Ze waagden ook een uitstapje naar de koeien wei waarvoor ze onder het schrikdraad doordoken. Ze hadden geluk dat ze het draad niet aanraakten, want dat zou een schokkende ervaring zijn. Onwetend van het onheil dat ze hadden ontlopen struinden ze verder. Ze waakten er angstvallig voor bij de grote koeien weg te blijven terwijl de koeiendames geen enkele belangstelling voor de vossen hadden. Dus hun vrees was nergens voor nodig.
Frenkel zag als eerste kans om een flinke veldmuis te vangen, waarna het ook Rekel lukte. ‘Zullen we nu eerst maar eens gaan slapen? Dan gaan we daarna lekker uitgerust op pad nadat we eerst hebben bedacht wat we gaan doen.’ Rekel grijnsde inwendig een beetje om Frenkel, die altijd wel leek te moeten slapen. Aangezien hijzelf ook best een klein beetje moe was, besloot hij het voorstel op te volgen.
Ze keerden terug naar ‘hun’ hol, krulden hun staarten op tot een mooi kussentje en met een ‘Welterusten’ vielen ze al snel in een diepe slaap.
Het sprak al bijna vanzelf dat Rekel als eerste wakker werd. Het licht scheen via de ingang het hol binnen. ‘Frenkel, wakker worden.’ Hij porde zijn broertje in z’n zij waardoor deze in één ruk overeind schoot. ‘Watte, waar, wie, oh ben jij het?’ Rekel schoot in de lach. Hij had niet zo best geslapen omdat hij toch steeds moest denken aan zijn omgekomen familie. Maar de malle reacties van Frenkel vrolijkten hem gelukkig op.
‘Wat gaan we vandaag doen, broer?’ Frenkel keek hem vragend aan. ‘We gaan op verkenning. Ik wil graag verder gaan kijken in het bos wat hier achter het hol begint. Jij bent vanaf de sloot gekomen en hebt me daar zoveel over verteld wat me niet aanstond dat ik graag een andere kant op wil.’
Frenkel was helemaal in voor dit plan en nadat ze aan de achterkant uit het hol waren gekropen liepen de vossen parmantig met hun staart zwaaiend naar het bos dat hen lokte.
Hoge majestueuze bomen verhieven zich boven hen, waardoor ze zich al snel behoorlijk klein voelden. Er waren beuken, eiken, dennen, af en toe afgewisseld met een berk. Het blad was nog voorjaarsfris groen.
Boven hun hoofden hoorden ze eerst zachtjes, maar langzaamaan steeds harder het geroekoe roekoe van een stel houtduiven. Die zaten gezellig tegen elkaar aan op een hoge tak van een eik.
Aan het einde van het pad naderden ze een grote bosweide. Er groeide hier en daar een pol hei en een heleboel stug sprieterig gras. Het kriebelde een beetje toen ze erdoorheen liepen.
Ineens stonden ze oog in oog met een boswachter. Ze probeerden zich nog te verbergen, maar hij had hen al gezien. Ze waren zo bang dat ze geen haartje verroerden. De boswachter had helemaal geen kwaad in de zin.
Hij was best aangenaam verrast door het beeld van deze twee jonge vossen die zijn pad ineens kruisten. Bij een vorige tocht, een paar dagen geleden had hij aan de kant van een sloot een ingestort vossenhol gezien, met daarin tot zijn grote verdriet een levenloze moedervos en drie jongen. Hij was blij dat hij deze twee levende dieren voor zich zag. Gezien hun grootte konden ze wel uit hetzelfde nest komen bedacht hij, niet wetende hoe raak zijn veronderstelling was. Hij grabbelde in zijn jaszakken en vond een pakje boterhammen met kaas. Hij brak ze in stukken en gooide ze voor de vossen neer.
Rekel en Frenkel keken elkaar verbaasd aarzelend aan. Kregen ze nu echt wat te eten? Rekel schoot als eerst op een stuk brood af en slokte het in één hap op. Frenkel volgde natuurlijk zijn voorbeeld en smikkelde ook een lekker stukje brood met beleg weg.
‘Zo jongens, ik geloof dat jullie honger hadden hè. Hou mij maar in de gaten de komende tijd. Meestal heb ik wel wat te eten bij me.’
De boswachter liet nog wat stukken brood achter en liep in zichzelf grinnikend het pad op naar een klein huis in de verte waar hij woonde. Hij besloot te zoeken naar voedsel voor de vossen, om te voorkomen dat zij op een onhandige rooftocht zouden gaan in het gebied. Op jacht gaan was natuurlijk prima, zo zat de natuur in elkaar, maar of ze daar al oud genoeg voor waren, dat betwijfelde hij. Hij zou eens haarfijn uitzoeken hoe hij dat het beste kon aanpakken
5 Stijn de Boswachter
Het gebied waar Stijn woonde was behoorlijk groot. Het bestond uit stukken loofbos en dennenbos, heideveldjes, drassig grasland, een meertje, en een stel hellingen. De vele wandelpaden nodigden uit tot heerlijke tochten in de buitenlucht. De ruiterpaden werden regelmatig bereden door de vele ruiters uit de omgeving. Hardlopers probeerden hun krachten uit op de bergen en dalen. Er was veel dierlijk leven. Reeën, wilde zwijnen, hazen, egels, veldmuizen, eekhoorns, konijnen. Er werden van tijd tot tijd afwisselend schapen en ossen uitgezet. Er vlogen haviken, buizerds, grote oehoes en kleine uilen, en natuurlijk vele kleinere en grotere vogels. Het meertje was een geliefde broedplek voor kikkers. Die konden soms zo te keer gaan dat horen en zien je verging.
Stijn voelde zich erg gelukkig in dit afwisselende landschap waarover hij vanuit zijn kleine huis aan de rand ervan de scepter zwaaide. Het meest genoot hij als het nog vroeg was en stil. Of tegen zonsondergang wanneer alle bezoekers het terrein verlaten moesten hebben.
Zijn vrouw Sari en hun dochtertje Iva woonden hier ook. Hun kleine meisje was inmiddels vier jaar en groeide op als een heerlijk natuurkind. Stijn nam haar regelmatig mee wanneer hij op pad ging.
Hij beschouwde zijn werk nauwelijks als werk maar meer als een eindeloze betaalde vakantie. Soms was er een evenement waar hij bij moest helpen, wat meestal een leuke afwisseling betekende. De boswachter prees zichzelf heel gelukkig dat hij na zijn bosbouwopleiding deze baan had gekregen.
Natuurlijk was het niet allemaal alleen maar leuk. Wanneer er vernielingen werden aangericht of troep werd achtergelaten werd hij daar best heel verdrietig van. Dan moest hij optreden. Eén van zijn grootste angsten was als er brand uit zou breken. Soms stookten bezoekers een vuurtje. Dáár stak hij onmiddellijk een stokje voor. Zeker wanneer het een tijd niet had geregend en er ook nog wind stond, dan was het brandgevaar levensgroot. Gelukkig had hij maar één keer meegemaakt dat een stuk van de hei afbrandde. Het kon op tijd worden geblust waardoor het vuur de bosrand niet had bereikt. Maar die gebeurtenis had grote indruk op hem en zijn gezin gemaakt. Soms had hij er nog wel eens een nachtmerrie over.
Stijn was bijna thuis. Zijn dochtertje riep hem al toe. ‘Papa, waar ben je geweest? Heb je nog wat leuks gezien?’ Hij glimlachte, ja zeker had hij wat te vertellen. ‘Hé lieverd, en óf ik wat leuks heb gezien. Er liepen twee jonge vossen op de hei. Ze waren nogal tam en daardoor kon ik ze voeren. Ze hebben alle boterhammen met kaas die ik bij me had opgepeuzeld. Zo’n honger hadden ze, want het was zo op’.
Hij krabbelde even op z’n hoofd. En nu heb ik ook honger, want zij hebben dus mijn brood opgegeten.’ De oogjes van het meiske begonnen te glinsteren. ‘Papa, mag ik met je mee als je weer naar ze toe gaat?’ Ik wil de vosjes ook zien!’ Stijn liep door naar binnen, begroette Sari die al in de weer was met het eten. ‘Iva is in alle staten. Ik heb vanmiddag een stel jonge vosjes gezien op het veld. Zo leuk. Ze aten nog net niet uit mijn hand, maar waren behoorlijk tam. Het zou kunnen dat ze uit hetzelfde nest komen als waar ik laatst die moervos met drie jongen vond in dat ingestorte hol.’ Het laatste zei hij zachtjes tegen zijn vrouw, want hij vond dat nu even niet voor Iva’s kleine oortjes bestemd.
‘Ik ga straks eens goed opzoeken wat jonge vossen zoal eten, dan kan ik proberen ze wat bij te voeren de komende tijd. Dat kunnen ze wel gebruiken tot ze sterk genoeg zijn om het zelf allemaal te regelen.’ Hij knipoogde naar Sari.
6 De vosjes worden verwend
De broertjes vos vermaakten zich prima op het open veld waar ze door de boswachter waren aangetroffen. Er was genoeg ruimte om te springen en te duikelen. Ze konden lekker achter elkaar aanrennen. Hun hol in het weiland bij Pake waren ze al snel vergeten.
Tot hun grote plezier ontdekten ze een hol waarin een konijn met zijn familie gewoond had. Het was groot genoeg voor hun tweeën, en ze besloten dan ook hier te blijven. Ze hadden hun buikje rond dankzij de boterhammen met kaas. Ze waren lekker moe van het gestoei in het veld en dus doken ze tevreden het hol in, krulden hun staarten op en genoten van hun rust die al gauw overging in een diepe slaap.
De volgende dag stond tot hun grote verbazing weer de boswachter voor hun neus. Hij was deze keer niet alleen maar had een klein meisje meegenomen. Zij bleef rustig bij hem staan. Stijn had Iva heel goed verteld dat ze alleen mee mocht wanneer ze zich heel rustig zou houden en niet zou gaan rennen en gillen. Gelukkig had hij Iva al wel vaker kennis laten maken met andere dieren dan huisdieren, dus had ze heel goed begrepen wat hij van haar wilde. Hij was best trots op zijn slimme kleine dochter.
Hij had een grote plastic zak bij zich met resten vleesafval. Die had hij speciaal voor de vossen bij een plaatselijke slager die zelf nog slachtte afgetroggeld. Hij had zoveel meegekregen dat hij de rest in zijn vriezer had gestopt voor de komende tijd.
De vossen roken het vlees. Frenkel jankte van plezier en Rekel uitte zijn blijdschap door een zacht geblaf vanuit zijn keel. Ze sprongen enthousiast maar wel met een grote boog om de boswachter en zijn dochtertje heen.
Stijn pakte wat stukjes vlees uit de zak en hield het de vossen voor. Dat ging ze te ver. Ze durfden echt niet zo dichtbij te komen. Stijn legde het neer op de grond en deed met Iva aan de hand een paar stappen achteruit. Nu vonden ze het minder eng en ze gristen snel het lekkere hapje weg.
‘Hier Iva, hou jij een stukje vlees vast, dan stap ik weg. Misschien durven ze het bij jou wel te pakken.’
Iva kreeg het er warm van, ze vond het leuk en eng tegelijk. Dapper pakte ze het stukje aan en hield het met uitgestrekte arm voor zich. Stijn liep wat achteruit, en ja hoor: Rekel was dapper genoeg om het lekkers uit de hand van Iva te pakken! Iva kon zich niet beheersen. Ze trappelde met haar voetjes van plezier. Dát werd de vossen teveel. Snel trokken ze zich terug in het oude konijnenhol dat ze ingenomen hadden.
‘Kom maar, Iva, ze zullen nu niet meer terugkomen, we proberen het een volgende keer weer. We hebben ze nu in ieder geval genoeg te eten gegeven.’ Huppelend aan de hand van papa Stijn ging Iva terug naar huis.
Stijn bracht verslag uit aan Sari over hun wedervaren. ‘Zeg Stijn, was dat niet gevaarlijk voor Iva? De vosjes hadden toch in haar handjes kunnen bijten? Stijn dacht even na. ‘Hm, daar heb ik niet zo goed bij nagedacht. Je hebt natuurlijk gelijk. Ik was een beetje dom in mijn enthousiasme. Ik zal de volgende keer het zekere voor het onzekere nemen om ongelukken te voorkomen. Maar je had ons meiske moeten zien. Ze was zo blij en opgewonden! Ik denk dat ze net zoveel van dieren gaat houden als ik.’
Sari zweeg. Ze kende Stijn goed genoeg om te weten dat er nu niets tegen in te brengen was. Gelukkig had ze ook wel vertrouwen in haar man de boswachter.
Tijdens het avondeten stond het mondje van Iva geen moment stil. Ze bleef maar vertellen over de vosjes. ‘Mama, hij deed hap en toen was het vlees weg. Ik vind vosjes hartstikke lief! Gaan we morgen weer eten geven papa? Ikke word ook bos-wachter!’
Stijn gaf Iva een aai over haar bolletje. ‘Wie weet meisje van me. Als je het wilt, kan het best, maar eerst moet je groot en sterk worden. Je gaat nu eerst even je buikje vol éten in plaats van je buikje vol te klétsen. En dan ga je onder de douche en je eigen holletje in.’
Toen Iva in haar bedje lag gingen haar ouders lekker aan de koffie. Sari’s gezicht stond een beetje bezorgd. ‘Doe je echt wel voorzichtig Stijn? Ik zou niet graag willen dat er ongelukken gebeuren.
Daar kon Stijn het natuurlijk alleen maar helemaal mee eens zijn. Hij verzekerde Sari dat hij echt heel goed zou uitkijken en geen risico’s nemen. Stijn dook nog even achter zijn computer om wat extra informatie over jonge vossen te vinden. Al gauw had hij gevonden wat hij zocht. Het was hoog tijd om naar bed te gaan.
Ze keken nog even bij Iva die lag te slapen als een roos met haar knuffelvos in haar armen. Niet veel later daalde ook over Stijn en Sari de rust neer.
7 Een onwaarschijnlijke vriendschap
‘Rekel? Tot zijn eigen verbazing was Frenkel al vroeg wakker. Hij porde zijn broer in zijn zij. ‘Ik denk dat het een mooie dag wordt! Doe je ogen eens open.’ Rekel begreep dat er van slapen nu niets meer zou komen. Hij hupte op zijn pootjes en stoof het hol uit. ‘Haha, pak me dan, als je kan!’, hij rende over het veld, Frenkel verbaasd achterlatend. Die nam de uitdaging snel aan en racete als een speer achter hem aan. Hij kon net iets harder lopen dan Rekel en dus had hij hem al snel te pakken.
Hijgend stonden ze naast elkaar uit te blazen. ‘Lekker hoor, het lijkt wel ochtendgymnastiek’ grinnikte Frenkel terwijl hij Rekel olijk aankeek.
Vader Stijn maakte Iva al vroeg wakker. ‘Ga je met me mee om naar de vossen te kijken?’ Iva stond direct naast haar bedje. Ze vloog naar de stoel waar Sari de vorige avond haar stoeikleren alvast klaar had gelegd. Snel trok ze alles aan. ‘Waar zijn mijn schoenen?’ ‘Mama dacht dat het handiger was om je laarzen aan te doen’. antwoordde Vader.
Samen stommelden ze de trap af naar de keuken. Sari liep daar al te rommelen. ‘Mama mag ik een boterham met pindakaas? Dat vind ik zo lekker!’ Sari glimlachte en wees op het bord met een beker ernaast op de tafel. Ze kende de smaak van hun dochtertje maar al te goed. ‘Je wordt op je wenken bediend, dametje! Hier Stijn, voor jou een paar met kaas en jam. De thee heb ik al ingeschonken, ik drink een kopje mee. Eet nu maar gauw, dan kunnen jullie weg.’ Iva nam niet de tijd voor een antwoord, maar haar brede glimlach sprak boekdelen. Snel aten ze hun ontbijtje en gingen op pad.
De vossen duikelden heen en weer over het veld, speelden vosje-over, en hadden de grootste pret. Rekel keek in de verte en zag de boswachter en het meisje aankomen. ‘Frenkel, kijk, we krijgen bezoek. Zou de boswachter weer wat te eten bij zich hebben?’ Frenkel keek hoopvol in de aangeduide richting. ‘Ik hoop dat die boswachter geen andere plannen met ons heeft.’ Ze bleven staan wachten op wat er zou gebeuren.
Stijn en Iva waren dichterbij gekomen. En terwijl de vossen rustig toekeken, gaf hij Iva een oude barbecuetang met een stuk vlees in haar handjes. Zo had hij het met Sari afgesproken toen ze er de avond ervoor over hadden gesproken.
‘Kijk, zo kun je het aan de vosjes geven maar zullen ze je niet bijten, ook niet per ongeluk.’ Iva pakte de tang aan en beet op haar lippen, zo geconcentreerd was ze. Heel langzaam om de dieren niet te laten schrikken, stak ze de tang uit in hun richting.
Frenkel liep voorzichtig naar haar toe, rook aan het vlees maar hapte nog niet. Iva bleef doodstil staan. Rekel kwam er ook aan, rook ook eens en hapte het vlees bij Iva weg. Hij schrokte het snel naar binnen.
Stijn had een tweede tang die hij had meegenomen ook ‘geladen’ met een stuk vlees, pakte de lege tang van Iva aan en gaf haar de nieuwe.
Frenkel wachtte niet langer en graaide zijn hapje ook bij Iva weg. Stijn en Iva bleven staan kijken naar de vossen. Die liepen eerst iets achteruit om vervolgens over het veld te verdwijnen.
Vader en dochter liepen al kletsend terug naar huis. ‘Wat was dat leuk, papa, mag ik gauw weer mee? Zag je hoe lief de vosjes naar me keken? Het leek wel of ze lachten! Ik wil zo graag nog een keer.’
Intussen waren ze weer thuis aangekomen waar Stijn verslag uitbracht over hun belevenissen aan zijn vrouw. ‘Dat idee van die barbecue-tangen werkte goed Sari. De ene vos liep er eerst een beetje aarzelend om heen, maar de ander was meteen moedig genoeg om te happen. Daarna durfde de ander ook en zo hebben ze allebei kun kostje voor vandaag gehad. Iva wou ze nog meer geven, maar dat is niet goed voor ze. Ze kunnen beter nog een beetje honger over hebben, dan worden ze gestimuleerd om zelf eten te gaan zoeken.’ Sari glimlachte. ‘Ik denk dat jij een goede boswachter bent, Stijn.’
Twee dagen later ging Stijn weer met Iva naar het ‘vossenveld’ zoals ze het gedoopt hadden. Iva had hem de vorige dag behoorlijk aan zijn hoofd gezeurd of ze weer zouden gaan. Maar Stijn had voet bij stuk gehouden. ‘Een keer per twee dagen en later met nog meer tijd ertussen is veel beter voor de vossen , anders leren ze niet goed genoeg voor zichzelf te zorgen.’ Daar had Iva zich bij neergelegd. Vanuit de ramen van hun huis en vanuit de tuin had ze de dag ervoor steeds uitgekeken of ze de dieren zag, maar die hadden zich niet laten zien. Maar nu mocht Iva eindelijk weer mee!
Frenkel en Rekel lagen loom voor hun hol op het veld. Ze waren een beetje hongerig, want na het vlees van de boswachter en zijn dochtertje hadden ze alleen wat gedronken bij het meertje en wat insecten gegeten. Ze hadden zelfs geen energie om te springen en te duikelen. ‘Rekel, ik hoop dat die man en dat kind weer een keer komen en dat ze wat eetbaars bij zich hebben, ik rammel van de honger’ mopperde Frenkel. Rekel schudde zijn kop. ‘Joh, wat ben jij nu voor een vos. We moeten zelf ook voor eten zorgen hoor! Op jacht gaan en zo. Oké, ik heb één keer die vergissing gemaakt om die pad op te eten.’ Een rilling van afschuw trok door zijn lijfje. ‘Maar dat doe ik heus niet meer. Als we te eten krijgen is het leuk, maar we moeten het zelf ook leren.’ Hij verbaasde zich over zijn eigen verstandige woorden. Kennelijk had hij in zijn jonge leven toch nog wel wat meegekregen van moeder Vos. Een gekraak van takjes en struiken haalde hen uit hun luie houding. Daar kwamen de boswachter en zijn dochtertje aan!
Stijn en Iva deden niet heel zachtjes of voorzichtig toen ze naar het vossenveld liepen. Hij had haar uitgelegd dat de vossen hen al kenden en wisten wat ze van hen te verwachten hadden. Op die manier zouden zij deel gaan uitmaken van de vossenomgeving. ‘Zoals mama en ik bij jou horen, Iva, en jij dus nooit bang voor ons hoeft te zijn, behalve als je ondeugend bent.’ had hij er knipogend aan toegevoegd.
Frenkel liep voorzichtig naar de mensen toe. Hij bleef waakzaam om zich heen kijken. Rekel volgde in zijn voetsporen. Het meisje had de tang met een stukje vlees weer in haar handjes. Frenkel hapte het heel kalm weg en bleef staan. De boswachter gaf haar de tweede tang met vlees aan, die ze naar Rekel uitstak. Ook hij hapte het rustig af. Ze gaf de tang terug en stak tot schrik van de boswachter haar handje uit naar Rekel. Toen gebeurde er iets bijzonders. Rekel gaf een ferme lik over haar handje en ging voor haar op de grond zitten. Frenkel liet zich niet onbetuigd en gaf op zijn beurt de boswachter een lik over zijn handen en bleef rustig voor hem staan. De boswachter stak zijn hand uit en aaide Frenkel voorzichtig over zijn kop. De vos trok zich niet terug maar accepteerde de liefkozing.
Stijn waarschuwde Iva niet hetzelfde te doen, maar hij was al te laat. Ze had Rekel al geaaid met haar beide handjes over zijn kop en zijn rug. ‘Papa, kijk eens, hoe lief ze zijn, die vosjes!’. Ook Frenkel liet zich door Iva aaien. Op een gegeven moment begonnen de vosjes te gapen, wat voor Stijn het teken was dat ze het zat waren. ‘Kom meiske, het is nu genoeg. We komen hier wel weer terug, maar nu moeten we ze met rust laten.’ Zo verlieten ze de vossen, die snel verdwenen over het veld.
In de daarna volgende dagen en weken ondernamen Stijn en Iva regelmatig de tocht naar de vossen en ontstond er een onwaarschijnlijke vriendschap tussen dier en mens.
8 Wilde vossen worden groot en tamme konijnen ondeugend
De tijd verstreek. Dagen werden weken, en de vossen waren al behoorlijk uit de kluiten gewassen. Niet in de laatste plaats door het voeren van Stijn en Iva. Daarnaast hadden ze steeds vaker zelf voor hun kostje gezorgd door op jacht te gaan naar muizen, af en toe een onvoorzichtige vogel en ander gedierte. De boswachter en zijn dochtertje kwamen regelmatig langs, maar brachten niet altijd meer iets te eten voor ze mee. Zo raakten de vossen steeds meer getraind. Maar de bijzondere vriendschap bleef. De vossen kregen vaak gezelschap van Iva wanneer ze in het veld aan het rollebollen waren. Iva deed dan vrolijk mee, terwijl Stijn op een afstandje waakzaam toekeek. Hij aaide de dieren nog wel eens, maar voor hem bleef het daarbij.
Iva kwam natuurlijk met de prachtigste verhalen thuis over haar belevenissen met de vossen. ‘Mama, ik kan kopje duikelen! En de vos heeft me een duw gegeven en toen viel ik om. En toen heeft ie me gelikt.’
Sari was steeds thuisgebleven wanneer Stijn en Iva op vossenbezoek gingen, maar nu wilde ze toch echt graag een keer met eigen ogen zien hoe het daar toe ging.
En zo gingen ze op zekere dag met z’n drieën op pad. De vossen zaten zo leek het, al naar hen uit te kijken. Maar toen ze Sari in het oog kregen schrokken ze terug. Stijn had hier op gerekend en gaf Sari de bekende tang met vlees in haar handen. ‘Voor je uit houden, stil blijven staan en afwachten wat er gebeurt.’ Hij nam Iva bij de hand en ze liepen bij Sari weg, die stil als een standbeeld bleef staan.
Nieuwsgierig snuffelend kwamen Rekel en Frenkel dichterbij. Rekel had het meest trek, hij hapte als eerste snel toe en graaide het vlees uit de tang van Sari. Frenkel likte de nu lege tang af. ‘Broer, ik denk dat dit mens bij die andere hoort.’ En zo keurden de vossen ook de aanwezigheid van Sari goed. Ze trakteerden haar even later zelfs op een voorstelling ‘vossentikkertje’ waar Iva vrolijk lachend aan mee deed.
Het boswachtersgezin raakte er niet over uitgepraat. Een stel vossen als dierenvrienden, dat was echt genieten! Ze waren wel gewend aan huisdieren. Iva had een cavia die regelmatig losliep door het huis. Ook hadden ze twee witte konijnen die regelmatig binnen en buiten rondhuppelden. Het gezin geloofde niet zo in het opsluiten van dieren in een hokje. Iva genoot nergens zo van als wanneer de beesten bij haar kwamen bedelen om een lekker hapje.
Sari stond in een pan te roeren. Het rook heerlijk in de keuken. Iva kwam de keuken in drentelen. ‘Mama, wat maak jij?’ Sari antwoordde snel ‘Ik maak een groentesoep voor vanavond. Lekker met stukjes vlees en veel gehaktballetjes erin.’ Sari wist dat groentesoep met balletjes één van de lievelingskostjes van Iva was. En ze wist ook, dat Iva er altijd op hoopte dat ze een wortel achter zou houden zodat ze die aan de konijnen en de cavia op kon voeren. ‘Kijk eens wat ik voor je heb?’ Op een bordje lagen drie mooie grote stukken wortel. ‘Jij weet wel wat je daarmee kan doen hè?’ Iva pakte stralend het bordje op en rende naar buiten waar ze de dieren wist. Ze liet zich op haar knietjes vallen in het gras en stak de stukken wortel aan de konijnen toe. Het laatste stuk bewaarde ze nog even voor cavia die nu binnen in haar hokje zat. Zodra de konijnen de wortels op hadden ging ze naar cavia om ook die te laten smikkelen.
Toen ging ze naar de keuken, sloeg haar armpjes om Sari’s benen en zei ‘dankjewel van de konijnen en de cavia, mama. Ik vind jou lief!’ Sari glimlachte en aaide Iva over haar bolletje. ‘Jij bent ook een schatje.’ Wat had ze toch een heerlijk kind aan Iva. Ze wijdde zich weer aan de soep en schoof ook wat stokbroodjes in de al warme oven. ‘Ga papa maar vast roepen Iva, over een paar minuten is het eten klaar. Papa is in de schuur bezig. Sari begon met het dekken van de tafel, , zodat ze snel konden eten. Even later kwam Stijn met Iva terug. Hij stak zijn neus in de lucht. ‘Mm, dat ruikt lekker zeg! Ik rammel eerlijk gezegd van de honger.’
Sari keek tevreden. Dat had ze het liefst, dat haar kookkunst eer werd aangedaan. Niet dat Stijn niet kon koken. Hij stond ook regelmatig in de keuken te experimenteren met allerlei lekkers.
Sari zette de pan soep en de mand met broodjes en boter op tafel. Na een moment van stil gebed begonnen ze aan de maaltijd. Op de nog warme broodjes smolt de boter heerlijk weg. Een heerlijke combinatie met de kruidige groentesoep. Een schaal tomaat en komkommer maakte de tafel compleet.
Eén van de witte konijnen was mee de keuken en daarna de kamer in geglipt toen vader en dochter binnen kwamen. In een stil hoekje was ze rustig blijven zitten in de hoop niet te worden opgemerkt.
Stijn zette de radio aan. Gezellige muziek vulde de ruimte. Ze genoten altijd van muziek bij het eten. Terwijl ze rustig verder aten, tussendoor kletsend over van alles en nog wat stak Stijn ineens zijn hand op. ‘Stil eens, raar is dat, ik hoor maar één van de twee boxen.’ Hij keek naar de instellingen op de radio. Maar daar was niets mis mee. Hij zette hem een keer uit en weer aan. Helaas, nog steeds maar één box. ‘Laten we eerst maar eens ons eten opeten, dan kijk je er straks maar even naar, Stijn’ merkte Sari verstandig op. ‘Natuurlijk, je hebt gelijk. Maar het irriteert me wel dat ik niet weet wat er aan de hand is. In alle rust beëindigden ze de maaltijd, en ruimden de tafel af. Iva mocht de vaatwasser vullen. Dat kon ze al heel goed.
Stijn ging verder op onderzoek uit. Hij trok de radio uit de kast naar voren, maar aan de achterkant was ook niets te vinden wat het slechte geluid kon verklaren. Het speakerdraad zat er keurig in.
Hij liep de draad langs die naar de box liep ,die het volgens hem niet deed.
Toen kreeg hij ineens konijn Bianca in het oog. Die zat helemaal in trans te kauwen op het speakerdraad. In haar bekje had ze een stuk, maar uit de box op de grond stak ook een stuk. Konijn had doodleuk de draad doorgebeten! Stijn schoot in de lach. ‘Iva, kijk eens! Ik denk dat dit konijn niet genoeg had aan de wortel die je haar had gegeven.’ Toen Iva keek zag ze Stijn staan met de beide uiteinden van het speakerdraad in zijn handen.
Iva was blij dat haar papa er om kon lachen en niet boos werd. ‘Ik had het eigenlijk ook wel kunnen weten’ zei hij tegen Sari die ook poolshoogte was komen nemen ‘konijnen zijn gewoon dol op knagen, of het nu wortel is, of hout, of draad in dit geval. We hebben nog geluk dat ze zich niet aan de elektrasnoeren heeft gewaagd. Maar voor de veiligheid van de konijnen moeten we ze maar niet meer in huis laten rondlopen.
En zo was in het vervolg het huis voor cavia Kafje, en de konijnen Bianca en Wittie verboden terrein. Iva liep des te vaker naar de hokken buiten, want haar liefde voor de dieren was ondanks de ondeugende actie van Bianca niet bekoeld.
Stijn had voor zichzelf al een plan bedacht en zijn ideeën gedeeld met Sari die het er helemaal mee eens was. Er moest alleen nog een goed moment worden gekozen voor de uitvoering.
9 Mooi leven op de hei en ineens EHBO nodig
Rekel was vroeg wakker. Het was warm in het hol. Hij kroop snel naar buiten en liet Frenkel nog even lekker slapen. Terwijl hij voor het hol stond, rekte hij zich helemaal uit, met gestrekte voorpoten en een rechte staart naar achteren. Hij leek wel een keer zo groot, bedacht hij terwijl hij naar de schaduw keek die de zon op de grond aftekende. Hij wiebelde een beetje heen en weer, schudde met zijn poten en voelde zich helemaal happy. Het leven was goed zoals het nu was. Samen leven met zijn broer, lol maken, op jacht gaan, af en toe iets lekkers van het boswachtersgezin, een hol om te wonen, ruimte om te struinen. Ja Rekel telde zowaar zijn zegeningen. Achter hem kwam leven in de brouwerij. De grijnzende snuit van Frenkel werd zichtbaar in de opening van het hol. Met een luid ‘archggg’ gaapte hij de morgen tegemoet. ‘Mogge broer, mooie dag vandaag. Wat zou er vandaag te beleven zijn?’ Met die woorden sprong Frenkel ook naar buiten, waarbij hij genietend zijn kop in de lucht stak. ‘Hmm, wat ruikt het lekker vanmorgen. Ik weet niet waarnaar, maar gewoon.. lekker.’ Rekel knikte. Hij begreep precies wat Frenkel bedoelde. Het was alles bij elkáár, wat het zo oké maakte.
Er klonk zacht geritsel tussen de heideplanten. Rekel en Frenkel bleven doodstil staan. Misschien kwam er wel iets eetbaars aan. Maar daar leek het helemaal niet op. Er kwam een soort van borstel aanscharrelen. Een beestje met allemaal stekels over zijn hele lijf. Frenkel herkende het dier. ‘Joh dat is een egel. Die zaten ook vlakbij ons hol aan de waterkant vroeger. Moeder Vos heeft ons gewaarschuwd dat we daar niet aan moesten komen, want die stekels prikken flink.’
Rekel die bijna zijn poot had uitgestoken om het dier te pakken trok hem schielijk weer in. ‘Oei, je bent net op tijd. Goed dat jij je dat herinnert Frenkel, want ik wist het niet meer.’ Frenkel keek naar de egel en zei verbaasd tegen zijn broer: ‘Raar eigenlijk dat ie hier nu loopt, want normaal zie je die bijna alleen maar als het donker is.’
Hij ging verder tegen de egel ‘Wat doe jij hier nou? In het volle daglicht buiten, is toch niks voor egels?’ De egel die zich eerst als een bal had opgerold strekte zich nu weer uit, er viel blijkbaar geen gevaar te vrezen. Hij keek hen aan met dichtgeknepen ogen. ‘Ik vond het al zo warm buiten. Weet je, ik kan niet zien of het buiten donker of licht is. Er is iets met mijn ogen. Ik zie niks en ze doen hartstikke zeer. Ik ga nu op mijn neus af en zodoende kan ik nog wel insecten vinden om te eten, maar ik voel me hier echt niet lekker bij. En op klaarlichte dag hier lopen is helemaal niet goed voor me.’
De vossen keken elkaar verbaasd aan, zoiets hadden ze nog nooit eerder meegemaakt. Zaten ze zomaar ineens opgescheept met een egel in nood! Ze keken nog eens goed naar het beestje. Wat konden ze doen om hem te helpen?
De egel begon weer te praten. ‘Hoor ik het nu goed? Zijn jullie met z’n tweeën? Ik ben alleen. Mijn familie ben ik kwijt. Toen ik groot genoeg was, zijn mijn twee zussen en ik op onszelf gaan wonen. Alleen m’n broertje Pegel bleef thuis bij Pa en Ma. Hij was nog te klein. Ik heb hen nooit meer gezien. Mijn twee zussen wel, die wonen daar ergens.’ Hij wees in de verte. ‘hebben daar een eigen gezin. Ik heet Vlegel trouwens. En jullie?’
‘Mijn naam is Rekel en mijn broer hier heet Frenkel. We hebben hier ons hol. We zijn nog niet zo oud.’ Frenkel grinnikte om het plechtige voorstellen. Maar natuurlijk was het wel gemakkelijk om elkaars namen te weten. Alleen maar ‘he-jij-daar!’ roepen was ook niet alles.
‘Goed, dat weten we dan ook weer. Maar hoe nu verder?’ Rekel keek Vlegel vragend aan, zich niet realiserend dat die dat niet zag. Frenkel haakte er gelijk op in. ‘Wat dacht je ervan als we het boswachtersgezin om raad vragen? Zij weten misschien wel hoe ze de ogen van Vlegel beter kunnen maken. Zij hebben ons tenslotte ook op gang geholpen hier, nietwaar?’
Rekel vond het een geweldig idee en hooguit jammer dat hij er zelf niet op gekomen was. Snel greep hij zijn kans door Vlegel uit te leggen wie het boswachtersgezin was en hoeveel zij voor hem en Frenkel hadden gedaan.
Vlegel aarzelde nog wel een beetje, maar liet zich al snel overhalen. De vossen gingen op weg, terwijl Vlegel de staart van Frenkel vasthield om de weg niet kwijt te raken. Rekel volgde al snuffelend het pad waarlangs de mensen steeds naar hen toe waren gekomen. Hij bedacht dat ze op die manier wel bij hen terecht zouden komen.
Een mooie actie van de vossen. Naar het boswachtershuis bleek nog best een eind lopen te zijn. Eerst naar beneden op het veld, dan bijna onderaan gekomen weer omhoog. Langs iets wat op een meer leek, er helemaal rondom, toen nog een keer omhoog. Eindelijk waren ze bij het huis aangekomen.
Er bleek niemand thuis te zijn. Het hek was dicht, daar konden ze niet door. Het was er heel stil. Er klonk alleen wat geruis van de bomen die vol zaten met nog onvolgroeide appels en peren.
Langs de schuur naast het huis slingerde een druivenstruik die de dakrand helemaal bedekte. Er zaten heel kleine druifjes aan. De moestuin stond vol met kroppen sla, met het wortelloof van peentjes ernaast, bieslook, rode biet, zelfs een paar rode en groene kolen en een enkele bloemkool. Het was wel duidelijk hier geen gebrek aan eten was.
De vossen keken hun ogen uit. Wat was hier veel moois. Ze vertelden Vlegel ervan, die immers niets kon zien. Het interesseerde Vlegel niet zo. Hij was blij dat ze eindelijk op hun bestemming waren gekomen. Tjonge wat een eind lopen was dat geweest op zijn kleine pootjes.
Intussen zat er niets anders op dan te wachten tot er leven in de brouwerij kwam. En zo zaten de drie dieren rustig op een rijtje voor het hek te wachten. Vlegel kroop een beetje weg onder een grote plant, waarvan de schaduw hem wat meer koelte gaf. Niet lang erna hoorden de vossen het zachte geronk van de slapende egel.
Rekel en Frenkel maakten het zich op hun beurt ook gemakkelijk en gaven zich over aan hun vermoeidheid.
10 Op zoek naar hulp
En zo trof het boswachtersgezin het drietal dieren aan bij het hek. Ze waren diep in slaap. Sari zag ze het eerst. ‘Stijn, Iva, kijk nou eens. De vossen hebben ons spoor hierheen gevolgd’ en toen ze ook de egel ontdekte, ‘en ze hebben een vreemde vriend meegenomen.’
Stijn, Sari en Iva keken aandachtig naar de dieren. Iva stak voorzichtig haar handje uit en aaide de vossen over hun rug. Ze schrokken overeind. Gelukkig herkenden ze Iva direct, anders hadden er nog ongelukken kunnen gebeuren. ‘Doe maar even niet meisje, laat ze eerst maar even goed wakker worden.’ Stijn zei het kalm om haar niet te veel in de war te brengen. Hij keek eens goed naar de egel die intussen weer alle stekels had opgezet. Toen Stijn heel zacht en geruststellend tegen hem begon te praten, ontspande hij een beetje en toen zag de boswachter al snel wat er aan de hand was.
‘Lieve help, egel toch, wat een lelijke oogontsteking heb jij! Daar moet ik toch echt wat aan proberen te doen. Iva, pak jij uit de schuur eens even die grote kartonnen doos die voorin staat? En Sari, wil jij even de bats pakken, zodat ik hem voorzichtig op kan scheppen en in de doos zetten?’ Ze gaven direct gevolg aan zijn verzoekjes en zo kon Stijn Vlegel heel behoedzaam oppakken en in de doos zetten. De egel was overduidelijk heel bang, maar toen Stijn hem wat konijnenvoer had gegeven werd hij rustiger.
Intussen zat Iva heerlijk naast de vossen, ze om de beurt aaiend terwijl ze tegen hen kletste, ‘goed gedaan hoor jongens. Dat jullie je vriend hier hebben gebracht. Papa maakt hem vast wel beter, hè mama?’ Zei ze met vragende blik naar Sari. ‘Mijn papa kan alles’. Sari lachte. ‘Nou alles is wel veel hoor meid, maar papa zal zeker zijn best doen om de egel te helpen waar hij kan.
Terwijl Stijn met de doos met de egel erin naar de keuken liep, stuurde Sari de vossen terug naar hun hol, nadat ze ook voor hen wat lekkers had gehaald. Ze hadden immers zo goed hun best gedaan?
Iva liep achter haar vader aan naar binnen, gevolgd door Sari. Stijn zette de doos op het aanrecht en zocht naar de spullen die hij nodig dacht te hebben. Handschoenen, watten, steriel water, oogzalf, alles lag bij de hand. Stijn deed de handschoenen aan en haalde voorzichtig de egel uit de doos. Die leek wel te merken dat hij geholpen zou worden want hij bleef heel rustig. Heel voorzichtig waste hij de oogjes één voor één uit met watten gedoopt in steriel water. Toen hij alle vuil eruit had, smeerde hij er wat oogzalf in en zette de egel terug in de doos waarin Sari zorgzaam een zachte handdoek had gelegd. Hij gaf het dier nog wat te drinken en te eten.
‘Ziezo, laat hem nu eerst maar eens een poosje bijkomen. Het is toch wel heel bijzonder dat de vossen deze egel hierheen gebracht hebben. Ze moeten ons nu echt vertrouwen lijkt me. Maar,’ hij zei het peinzend ‘we moeten wel uitkijken voor onze andere dieren Kafje, Bianca en Wittie. Want het blijven vossen, het jagen zit in hun bloed. Ze moeten de konijnen en de cavia natuurlijk niet te pakken gaan krijgen.’
Iva kreeg ook mee wat haar vader tegen haar moeder zei. Hier schrok ze wel van. ‘Maar papa, dat doen ze toch niet? Ze weten toch dat de konijntjes van ons zijn en de cavia van mij? Dan zitten ze er toch niet achteraan?’ Ze was ineens in tranen. Wat zo leuk was eerst, was dat nu ineens niet meer.
Stijn bracht de doos met de egel erin naar de schuur. Toen hij terugkwam trok hij de verdrietige Iva op schoot. ‘Lieverdje, ik zeg niet dát die vossen onze Kafje, Wittie en Bianca iets aan zullen doen. Maar het kán wel gebeuren omdat die vossen niet beter weten. Ook al zijn ze nog zo lief, en spelen ze zelfs met jou, het blijven wilde dieren. Die moeten jagen, dat hoort bij hun aard. Wij gaan er samen alles aan proberen te doen om ongelukken met onze dieren te voorkomen. En misschien begrijpen deze vossen wel dat ze van onze dieren af moeten blijven!’ Zijn toon gaf aan dat hij daarvan nog niet echt zo overtuigd was.
Iva was dan ook nog maar half gerustgesteld. Ze bleef de rest van de dag steeds uitkijken of de vossen niet in de buurt waren en hield de cavia en de konijnen angstvallig in de gaten. Wanneer ze uit hun hok waren, moesten ze binnenshuis blijven en mochten niet op het erf komen.
Hier was Stijn op zijn beurt niet zo gelukkig mee, gezien de ervaring met het stuk gekauwde luidsprekersnoer. Hij en Sari letten daarom weer extra op de dieren als ze binnen waren. Toch sloot Stijn ze voor de zekerheid toch maar liever op in hun hokken in de schuur.
Die avond gingen Sari en Stijn nog even kijken bij de egel in zijn doos in de schuur. Die lag lekker te luieren op zijn handdoekje. Hij had wat water gedronken en ook wat gegeten van het speciale egelvoer dat Sari in huis had gehaald. De ontstoken oogjes zagen er al heel wat beter uit. Stijn besloot dat hij de volgende dag de behandeling nog een keer zou herhalen, in de hoop dat het daarna definitief de goede kant uit zou gaan en hij de egel weer de vrijheid zou kunnen geven. Egels horen tenslotte niet bij mensen in een doos in een schuur te wonen. Maar voor dit moment was hij heel tevreden over hoe het nu met het beestje ging.
Hij besloot verder dat de uitvoering van zijn plan voor de konijnen en de cavia niet zo heel lang meer kon wachten. Hij had al een ideetje, dat zou weleens een perfecte timing op kunnen leveren. Toen Iva naar bed was gebracht, werkten hij en Sari een eerste opzet uit. Ze genoten al van de voorpret. Stijn pleegde nog even een voor het plan absoluut noodzakelijk telefoontje. Zijn blijde reactie op het antwoord dat hij kreeg gaf aan dat al vast één onderdeel van het plan was geregeld.
Toen gingen ze aan het tekenen en rekenen. Er kwam een flinke lijst van alles wat ze nodig zouden hebben. Via het internet maakte Stijn een bestelling klaar bij één van zijn vaste leveranciers. Het kon allemaal op korte termijn geleverd worden. Het boswachtersechtpaar sloot tevreden alles af en ging het bed opzoeken. Natuurlijk keken ze nog even bij Iva, die heerlijk lag te slapen met haar knuffel tegen haar gezicht.
En zo was er een einde gekomen aan een enerverende dag.
11 Vlegel vertrekt, Iva gaat uit logeren en valt in het water
Het was bijna zomervakantie. Iva keek ernaar uit. Ook al genoot ze van de dagen op school, zin in vakantie had ze ook wel. Het leven vlakbij het bos en de hei gaf zoveel mogelijkheden tot avontuur. En ook vriendjes en vriendinnetjes wisten het boswachtershuis wel te vinden.
Op een mooie zomerochtend zaten ze met z’n drieën aan het ontbijt. Stijn begon tussen zijn boterhamhappen door ‘Iva, nog twee weekjes naar school, en dan heb je vakantie meisje! We hebben nog een verrassing voor je. Als de vakantie is begonnen, dan mag je een week naar opa Bram en oma Stien in Giethoorn logeren!’ Iva was stapel op de ouders van haar vader. Ze was dan ook superblij met dit mooie plan. ‘Mama, papa, gaan opa en oma dan ook met mij varen met de boot?’ De ouders genoten van het plezier dat Iva uitstraalde. ‘Dat kan haast niet anders hè, in Giethoorn gaat bijna alles met de boot.’
Iva danste van plezier. ‘Ik wou dat het al vakantie was, mam! Ik kan er bijna niet op wachten.’ Sari knipoogde naar Stijn. ‘Oh ja hoor, dat kun je best, je bent al zo’n grote meid! Als je terugkomt van opa en oma ben je jarig en dan wordt je al vijf!’ Nu was Iva helemaal niet meer te houden. Een logeerpartij en dan ook nog gauw jarig!
‘Mama, breng je me gauw naar school, dan is deze dag ook gauw voorbij. Dan kan ik al gauw naar Giethoorn.’ Ze stond al bij de deur met haar rugzakje om. Sari nam haar snel mee achter op de fiets. Om zelf te fietsen was het net te ver voor Iva, maar om op zo’n mooie dag de auto te pakken was ook jammer.
Toen ze net weg waren kwam er een bestelauto de oprit inrijden. Die bracht een hele berg met hout en ander materiaal dat Stijn snel stalde in het berghok achter de schuur. Het was niet de bedoeling dat Iva het direct zou zien en nieuwsgierige vragen zou gaan stellen.
De dagen sleepten zich voort terwijl het ongeduld van Iva groeide. Eindelijk brak de laatste schooldag voor de vakantie aan. Sari en Iva pakten samen het koffertje voor de logeerpartij in. Pyjamaatjes, ondergoed, een dikke trui voor als het koud zou zijn, een stapeltje t-shirts en gemakkelijke korte en lange broekjes, zwemspullen, een leesboekje, nachtlampje, toiletspulletjes en natuurlijk de lievelingsknuffel.
Die avond gingen Iva en Stijn nog even kijken bij de egel in zijn doos in de schuur. Die zag er weer helemaal gezond en wel uit. Ze besloten om het diertje de vrijheid terug te geven. Samen liepen ze met de doos naar buiten en een klein stukje verder op het veld zetten ze hem voorzichtig zo neer dat de egel eruit kon kruipen. Hij rook kennelijk de vrijheid, want in een mum van tijd was hij ritselend verdwenen tussen het gras en de andere begroeiing. ‘Dag egeltje, dag dag, doe de groeten aan de vossen!’ Zo nam Iva afscheid van hun tijdelijke extra huisdier.
De volgende dag kwamen Bram en Stien Iva ophalen. Iva ging al op de uitkijk staan bij de weg, waar ze vrolijk huppelend de auto van haar grootouders tegemoet ging. ‘Ik denk dat jij er zin in hebt hè meissie’ zei opa op lachende toon. En oma’s gezicht sprak ook boekdelen. Ze genoot van het plezier van haar kleindochter en knuffelde haar vol overgave. Ze dronken nog even een kopje koffie met Sari en Stijn om daarna snel te vertrekken richting Giethoorn.
Na een behoorlijke rit kwamen ze aan bij het Overijsselse dorp. Opa parkeerde zijn auto op zijn eigen parkeerplaats vlakbij zijn punter die aan de steiger lag. Oma en hij laadden snel de auto uit. Behalve het koffertje van Iva moesten ook de boodschappen die ze onderweg hadden gehaald mee de boot in. Ze deden Iva snel de zwembandjes om, voordat ze haar in de punter hielpen. ‘Oma, ik wil dit niet, ze zitten zo warm’ mopperde ze. Maar oma was niet te vermurwen. ‘Lieverdje, je kunt nog niet zwemmen, dus je moet ze echt om. Ik zou het me nooit vergeven als jou iets zou overkomen.’ Iva zuchtte diep. Ze begreep dat het geen zin had om verder te protesteren. Toen alles in de boot geladen was staken ze van wal. Eerst voeren ze een stukje de hoofdgracht af, totdat ze bij de gracht kwamen die naar de Beulakerwijde leidde. Ze kwamen onder de vele bruggetjes door, waarop mensen vrolijk zwaaiden naar het uitbundig lachende kind. ‘Opa, ik vind dit zo leuk hier’. Ze hield haar handje over de plecht van de boot naar beneden en liet het water langs haar hand stromen. Oma waarschuwde haar. ‘Soms gaan we zo dicht langs de kant en de bruggetjes, pas maar op, straks krijg je je vingers ergens tussen.’ Iva trok een beetje geschrokken gauw haar handje terug.
Opa laveerde handig tussen het drukke waterverkeer. Hij mopperde goedmoedig een beetje op de toeristen die op z’n zachtst gezegd niet altijd even handig bezig waren. Ze bereikten de open watervlakte van de Beulakerwijde. Niet veel verder gingen ze een doodlopende gracht in waaraan het oude huis van opa en oma stond. Het was eigenlijk een oude boerderij, al was opa geen boer meer. Bij de steiger aangekomen sprong eerst opa uit de boot. Daarna gaf oma hem de bagage en de boodschappen aan.
Iva stuiterde van ongeduld. Ze klom op één van de bankjes en wilde op het andere overspringen. Dat kon niet goed gaan! Oma stak een arm uit om haar te grijpen, maar… mis! Iva was al overboord gekukeld. Ze lag spartelend in het gelukkig niet zo diepe water. En haar zwembandjes hielden haar keurig boven. Opa stapte snel weer in de punter, greep Iva bij haar armpje en hees haar uit het water. Snel zette hij haar op de kant. Hoofdschuddend zei hij ‘meisje meisje, maar goed dat oma voet bij stuk heeft gehouden met die vleugeltjes voor jou. En jongedame, ik kan je verzekeren: zolang je hier bent en buitenshuis, heb je die altijd om!’ Iva knikte bedremmeld. Ze was flink geschrokken van de onverwachte duik in het water. Oma volgde haar snel naar het huis toe met het koffertje van Iva in de hand. ‘Kom maar gauw, dan trekken we je droge kleren aan.’
Niet veel later zaten ze gedrieën achter het huis, opa en oma aan de koffie en Iva genoot van een limonade met wat lekkers.
‘Iva, je moet ons beloven dat je niet meer zo wild gaat doen bij en op het water, hoor je?’ Oma’s stem klonk heel indringend ‘en buiten altijd je bandjes om! En opa moet jou maar vast een beetje l leren zwemmen. Daar kun je nooit te vroeg mee beginnen, toch?’ Opa knikte bevestigend. Hij had al een plan in gedachten voor de week die voor hen lag. Het beloofde prachtig weer te worden, dus alle ruimte voor waterpret.
En zo verstreek de eerste dag in Giethoorn. Iva mocht ’s avonds haar papa en mama nog even bellen. Die kregen in geuren en kleuren het verhaal van het natte pak te horen. Omdat het allemaal goed was afgelopen, dankzij de voorzorgen van opa en oma hadden Stijn en Sari nog steeds alle vertrouwen in de logeerpartij. En toen was het tijd voor Iva om te gaan slapen. Dat was een extra feest, want in de woonkamer was nog een echte oude bedstee die oma speciaal voor Iva weer had ingericht. Zo kon zij gezellig slapen terwijl opa en oma dichtbij waren. Toen ook zij naar bed gingen in de aangrenzende kamer was Iva al lang in dromenland.
12 Kafje, Bianca en Wittie gaan op stand wonen
Op het moment dat Iva vertrokken was, ging Stijn koortsachtig aan het werk. Hij begon met het graven van een flink ovaal gat in de achtertuin, midden in het grasveld. Het werd bijna tweeënhalve meter lang, bijna even breed en meer dan een halve meter diep.
Gelukkig had hij een kleine graafmachine, anders was het een te grote klus voor hem alleen. De bodem van de kuil werd helemaal bedekt met kippengaas. Hierna gooide Stijn het grote gat weer voor een groot deel dicht. Hij stampte de grond goed stevig aan. De volgende ochtend kon worden begonnen met het leukste deel van de klus: het bouwen van een groot konijnen- en caviahuis. Dat was de verrassing die hij en Sari in petto hadden voor Iva. Een veilig huis met veel ruimte voor de dieren. Het huis zou er bijna net zo uit gaan zien als de boerderij van opa en oma in Giethoorn, maar dan in het klein. Sari en hij hadden er lang aan getekend, met foto’s van het huis erbij. Het moest er natuurlijk leuk uitzien, maar ook praktisch zijn voor de dieren. ‘Ik heb er zo’n zin in Sari! Het gaat echt heel mooi worden!’
Er kwamen raampjes en open deurtjes in het huis. Het dak zou open kunnen scharnieren zodat het hok goed schoon kon worden gehouden. Rondom het huisje kwam ook van alles. Een achterplaatsje, een minischuurtje (ook met scharnierend dak) en een mini hooiberg. Er omheen een grasveldje met een stenen minigracht met een paar houten ‘Giethoorn-‘bruggetjes. Om de hele ruimte heen kwam een hekje van gaas dat hoog genoeg was om de dieren binnen te houden. Het gaas op de bodem van de kuil zou voorkomen dat de konijnen konden ontsnappen terwijl ze toch naar hartenlust gangen zouden kunnen graven.
Het was me het plan wel! Gelukkig was Sari net als Stijn ook handig en bovendien hadden ze een paar enthousiaste doe-het-zelf vrienden gevonden om hen te helpen met deze verrassing voor Iva in de tuin. Van vroeg tot laat klonk het geluid van zagen, boren, schroeven en hameren in de tuin. Stijn en Sari waren niet alleen bezig met het huis, maar zorgden ook goed voor de inwendige mens door een gestage stroom aan lekkers aan te slepen.
Dat was geen overbodige luxe, want er moest hard worden aangepoot om het allemaal op tijd voor elkaar te krijgen. ‘Jullie verwennen ons wel zeg! Nog even en ik krijg mijn broek niet meer dicht.’ lachte één van hun vrienden terwijl hij met veel smaak een heerlijk belegd broodje naar binnen werkte. Ook de anderen lieten zich niet onbetuigd en bedankten Stijn en Sari voor hun goede zorgen.
Op de laatste dag toen het werk bijna af was, nodigde het boswachtersechtpaar allen die hadden meegeholpen uit voor een heerlijke barbecue de volgende dag wanneer Iva thuis zou worden gebracht door opa Bram en oma Stien. Dan konden ze met eigen ogen zien hoe de kleine meid reageerde op het resultaat van hun gezamenlijke inspanning. En konden ze gelijk de vijfde verjaardag van Iva vieren. ‘Nemen jullie je kinderen ook mee hiernaar toe? Die vinden dit vast ook leuk. En Iva zal dat ook geweldig vinden!’
Dat was dan afgesproken. Ondertussen keken ze met trots naar hun werk. Op het grote gazon was een klein Giethoorn aangelegd. Het leek wel een stukje Madurodam.
Nu kwam de kroon op hun werk. Hoe zouden de dieren reageren? Stijn haalde Wittie, Bianca en Kafje uit hun hokjes in de schuur en zette ze voorzichtig over het hekje dat om het mini landschap heen stond. De dieren bleven eerst wat beduusd zitten, maar gingen even later op onderzoek uit. Niet in de laatste plaats door de lekkere hapjes die Stijn her en der voor ze had neergelegd. Al snel renden ze via de boerderij over het plaatsje naar het schuurtje en over de hooiberg. Het leek erop dat de dieren hun plek wel gevonden hadden. Toen de dieren in het huis zaten, sloot Stijn alles af om hen daar rust te gunnen. Alle harde werkers gingen terug naar huis.
‘Tot morgen allemaal, we zien jullie weer hier tegen een uurtje of zes, oké? We hebben met mijn ouders afgesproken dat Iva rond half zeven hier gebracht wordt. Handig dat zij ook in het complot zitten!’ Stijn sloeg zijn arm om Sari heen terwijl zij naar binnen gingen. ‘Morgen is ons meiske weer thuis, ik verheug me op haar snoetje als ze dit alles ziet.’
De boswachter en zijn vrouw zagen de donkere kraalogen niet van Rekel en Frenkel die vanaf een afstandje naar hen stonden te turen. De vossen waren de afgelopen dagen regelmatig langs geslopen om te kijken wat er allemaal gebeurde bij het boswachtershuis. Met verbazing hadden zij de bouw van de miniboerderij op het grote gazon bij het huis gezien. Toen ze zagen dat de konijnen en de cavia in het gebouw waren gezet, begrepen ze dat een jacht op deze dieren voor hen definitief onmogelijk was gemaakt. Dat was maar goed ook, want door hun aanhankelijkheid aan Iva wilden ze haar geen verdriet doen. Maar door hun instinct was de aantrekkingskracht van deze huisdieren groter dan goed voor hen was. Dat had Stijn dus wel heel goed gezien.
‘Frenkel, ik heb honger, jij ook? Ik mis het meisje, ze bracht ons toch vaak wat lekkers.’ Frenkel knikte. ‘Laten we maar eens gaan kijken wat we kunnen verschalken op het grote veld.’ En met hun staarten als een vlag achter zich aan verwijderden ze zich van het boswachtershuis.
Ze hadden geluk die nacht. Nadat ze een paar rondjes hadden gelopen en het erop leek dat ze zonder eten moesten gaan slapen, kruiste een onvoorzichtige en ietwat luie vogel hun pad. Dat kwam het beest duur te staan. Zonder al te veel moeite vingen de vossen hem. Ze peuzelden hun vangst met smaak op. Toen konden ook de vossen gaan slapen met een goed gevulde maag. ‘Slaap lekker Frenkel.’ ‘Truste Rekel, slaap ze, broer.’ En toen was het stil, op het ruisen van de wind door de bomen na.
13 Iva is jarig!
‘Er is er één jarig, hoera, hoera’, dat kun je wel zien dat ben jij!’ Isa wreef met beide handjes in haar ogen. Opa en oma stonden zingend in de woonkamer naast haar bedstee. Er hingen slingers door de hele kamer, met 5 erop in alle mogelijke kleuren. Aan de deurtjes van de bedstee hingen ballonnen met een 5.
Dat was waar ook, ze was jarig. Heel even was ze in verwarring. ‘Mama, papa?’ Oma stelde direct gerust. ‘Lieverdje, gefeliciteerd met je verjaardag! Vanmiddag gaan we terug naar papa en mama en dan vieren we daar een groot feest. Papa en mama zijn nog heel druk met alle voorbereidingen.’ Opa liet zich niet onbetuigd. Hij pakte Iva vast in een bérenomhelzing. ‘Gefeliciteerd schat! Kom maar gauw uit bed. Vanochtend gaan we nog wat leuks doen samen en daarna rijden we vanmiddag naar huis.’
Hij had het nog niet gezegd, of de mobiel van opa ging af. Opa zag dat het Stijn was en zette de telefoon gelijk op de luidsprekerstand. ‘Lang zal ze leven, lang zal ze leven, lang zal ze leven in de gloria. In de gloria, In de gloria.’ klonk het. En bij het driewerf Hoera riepen opa en oma luidkeels mee.. ‘Gefeliciteerd meissie, wat fijn dat we je vanmiddag weer zien. We zijn al druk bezig met onze verrassing voor jou. Reken maar op een reuzefeest straks!’ De stem van Sari klonk heel vrolijk. Het voelde even of ze naast Iva in de kamer stond.
Het gesprek werd beëindigd en snel gingen ze aan tafel voor het ontbijt. Er stond allerlei lekkers op tafel. Oma had haar best gedaan om Iva’s lievelingskostjes op tafel te zetten. Krentenbol, lekker vers fruit, broodjes, pindakaas, kaas, gekookt eitje, een echt feestontbijt.
Toen gingen ze op pad. Ze namen alvast alle bagage mee omdat ze na het uitstapje met de boot gelijk door zouden gaan naar de auto. Nadat oma haar vleugeltjes had omgedaan hielp opa Iva in de punter. Ze voeren door de grachten, onder bruggetjes door en legden aan bij het Edelstenenmuseum. Opa maakte de punter goed vast en oma hielp Iva uit de boot. Ze liepen het leuke gebouw in. Iva klapte in haar handjes bij het zien van alle prachtige sierraden van halfedelstenen die uitgestald waren. ‘Je mag van ons voor je verjaardag een mooie ketting en armband uitzoeken. Vind je dat leuk?’
Het blije gezichtje van Iva sprak boekdelen! Ze keek om zich heen, terwijl oma alvast vroeg naar sierraden die geschikt voor Iva waren. Opa dwaalde intussen langs de vitrines die vol lagen met de prachtigste stenen. Er stond ook een fantastisch mooi schaakspel uitgestald. Bram nam zich voor om dit op zíjn verlanglijstje te zetten. Hij kwam langs een berg met vreemde ronde keien.
‘Wilt u een geode meneer?’ klonk een vriendelijke stem. De eigenaar van die stem hield een ronde kei vast, terwijl hij wees naar een aantal gehalveerde keien die van binnen gevuld waren met prachtige blauwpaarse kristallen. ‘Dit zijn luchtbellen die vanuit het binnenste van de aarde opborrelen, die door de afkoeling bedekt raken door zand dat samenklontert. Binnenin zetten mineralen zich af in de vorm van deze kristallen. U mag zo’n bol kopen en met een hamer stuk slaan. Er is niet te voorspellen hoe de binnenkant eruitziet, maar mooi is hij vrijwel altijd.
Bram dacht even na, ging op zoek naar Stien en Iva en riep hen erbij. Zij hadden die intussen al een mooie ketting en armband voor Iva uitgezocht. ‘Doe mij maar twee van die bollen, ééntje voor bij ons thuis en één voor bij mijn jarige kleindochter thuis.’
‘Ach, is zij jarig? Dan krijgt zij er één van ons. Kies maar een mooie uit. Dan kan je opa hem stukslaan.’
Opa rekende de sierraden en de bol alvast af. Iva bedankte de verkoper voor de bol die zij van de winkel kreeg.
‘Mag ik hem ook heel houden, zodat papa hem thuis kapot kan slaan?’ vroeg Iva verlegen opkijkend naar opa. Opa lachte. ‘Natuurlijk vrouwtje, als jij dat graag wilt. Dan sla ik er hier één stuk, dan kun jij papa vertellen hoe hij dat moet doen,’ Hij knipoogde naar oma. Zo gezegd, zo gedaan. Iva zocht een mooie bol uit voor zichzelf om mee te nemen en één voor opa. Met een ferme klap sloeg opa de bol in twee bijna gelijke stukken. Toen was de prachtige binnenkant te zien. Mooie hoekige kristallen in diep blauwpaars. Hij gaf de stukken aan oma. ‘Hier Stientje, voor op het dressoir in de kamer. Een herinnering aan toeristje spelen in ons mooie eigen Giethoorn.’
Ze gingen verder met hun uitstapje met de boot. Rustig punterden ze door het mooie Giethoorn. Aangekomen op de Beulakerwijde legden ze de boot vast aan een klein eilandje. Oma haalde de broodjes tevoorschijn die ze van thuis had meegenomen. Ze hadden alle drie wel trek gekregen en aten ze dan ook met veel smaak op. Wat limonade voor Iva en koffie voor opa en oma maakte de picknick op het eilandje compleet. De afgelopen dagen waren gevuld geweest met spelletjes doen, rollebollen in de hooiberg, opa helpen in de schuur met zijn houtsnijwerk en boodschappen doen met de punter. Verder hadden ze een dag bij de buurman op zijn boerderij rondgekeken waar nog van alles gebeurde. De buurman had her en der land. Een stuk land op één van de grotere eilanden om van alles te verbouwen, maar hij had ook stukken weiland waar koeien liepen, een stukje dijk met een stel schapen en een schuur vol met kippen. Iva die gek op dieren was, had zich daar kostelijk vermaakt.
Na een klein tukje ‘na de lunch’ zoals opa zei, vroeg oma of Iva zin had om even lekker het water in te gaan. Van opa’s plan om alvast te beginnen met zwemles aan Iva was nog niets terecht gekomen. Maar het kind moest toch tenminste één keer in haar zwempakje het water in zijn geweest! Oma kleedde zichzelf en Iva snel even om en schudde opa wakker uit zijn middagslaapje. ‘Kom badmeester, aan het werk!’ zei oma grijnzend. Iva had haar zwembandjes direct weer om gekregen toen ze omgekleed was. Terwijl opa al in het ondiepe water stond (het kwam maar net boven zijn knieën) liet Iva zich eerst een beetje aarzelend in het water zakken. Gelukkig was het niet koud nu het al een aantal dagen heerlijk warm weer was geweest. Al snel verloor ze haar voorzichtigheid en liet zich met een plons voorover vallen. Splash! Ze spetterde opa en oma die intussen ook in het water was gekomen helemaal nat. Wat een fijne waterpret! Mensen in de bootjes die langs ‘hun’ eiland voeren lachten om het enthousiasme van het kleine meisje.
Er voer een punter langs met een stel jonge volwassenen en twee jongetjes van ongeveer Iva’s leeftijd erin. ‘Peter en Pim, willen jullie ook in het water?, Kom er maar bij hoor! Opa wenkte naar het groepje in de boot. Hij kende hen goed. Het waren de kinderen en de tweelingkleinzonen van vrienden van Bram en Stien. Het was ook niet toevallig dat zij daar langs kwamen varen. Dat had opa zo afgesproken. Nog een verrassing voor Iva’s verjaardag. De jongetjes bedachten zich geen seconde en sprongen zó het water in. De volwassenen legden de punter vast aan het eiland en volgden de jongens. Toen begonnen ze te zingen: ‘Happy birthday to you, happy birthday to you, happy birthday, happy birthday to you.’
Iva wist niet hoe ze het had. Zoveel indrukken op één dag. Het werd haar bijna te veel. Na een uurtje vertrok de andere boot, pakten ze alles weer bij elkaar en voeren terug naar de grote parkeerplaats waar de auto van opa stond. Tijd om naar het huis van Iva te vertrekken. Van de terugweg merkte Iva niets. Ze sliep de hele weg als een roos.
14 Het feest begint nu pas echt…
Vanaf de oprit van het boswachtershuis klonk een luid getoeter. ‘Stijn, daar zijn ze! Kom, allemaal op een rij’ wenkte Sari naar de gasten die in de tuin stonden te kletsen in afwachting van het feestvarkentje Iva. Snel liepen ze naar de auto van Bram en Stien. Iva was wakker geworden van de toeterherrie. Snel maakte ze haar gordel los en klom van de stoelverhoger af de auto uit. Ze vloog Sari in de armen. ‘MAMA! Ik heb je zó gemist.’ Ze sloeg haar armen om de nek van Sari, die haar met tranen in haar ogen knuffelde. ‘Ik heb jou ook gemist, mijn hartediefje.’ Stijn omhelsde Iva en Sari tegelijk met beide armen. ‘Heerlijk dat je weer thuis bent meiske! Het was een beetje raar om jouw verjaardag te beginnen zoals we vandaag hebben gedaan, maar nu maken we er een heerlijk feest van, kijk maar eens goed rond!’
Hij zwaaide om zich heen. Er hingen ballonnen, lampionnen, slingers en vlaggetjes over de hele oprit, tot achterin de tuin toe. Er stonden ook een heleboel mensen die Iva allemaal wilden feliciteren met haar verjaardag. Opa Berend en oma Marie, de vader en moeder van Sari, en een stel ooms en tantes, nichtjes en neefjes. Verder natuurlijk de vrienden van Stijn en Sari en hun kinderen die voor Iva allemaal als familie aanvoelden. Ze hadden allemaal wel een paar uur geholpen aan de grote verrassing.
Opa Bram en Oma Stien waren intussen ook uit de auto gestapt. Snel zetten ze de bagage in het huis en sloten zich aan bij het gezelschap dat zich inmiddels had verplaatst naar de grote achtertuin.
Nu het feest was begonnen, mocht Iva eindelijk de grote verrassing zien. Sari en Stijn troonden haar mee naar de tuin achter waar middenin een groot zeil was gespannen over het grote gazon. Papa pakte het zeil aan de ene kant vast en opa Berend aan de andere kant. Ze vouwden het langzaam samen op. Toen…
…kwam het prachtige mini Giethoorn tevoorschijn. Iva die had staan trappelen op haar voetjes van ongeduld toen het zeil werd weggehaald keek haar ogen uit. Haar mondje viel open van verbazing. Dit kon toch niet waar zijn? Was opa en oma’s huis gekrompen en hier terecht gekomen? Het leek er echt op. Snel liep ze dichterbij. Toen ze bij het hekje stond, zag ze Wittie, Kafje en Bianca uit het deurtje komen. Het was hún huis!
De konijnen en de cavia hadden hun eigen huis gekregen! Ze werd er even helemaal stil van. Toen begon ze te huilen van blijdschap. ‘Mama, papa, wat een mooi prachtig huis! Nu hebben ze alle ruimte, dat hadden ze nodig toch?’ Vragend keek ze Stijn aan. Hij knikte. ‘Ja meid, dat hadden ze nodig. En als er nog meer konijnen of cavia’s bij komen, dan is daar ook ruimte genoeg voor!’ Met een grote zwaai tilde hij Iva op en zette haar pardoes neer op het kleine achterplaatsje van het minihuis. Zo kon ze alles van dichtbij bekijken. Voorzichtig, om niet in de grachtjes te gaan staan liep ze om het huisje heen. ‘Til het dak maar eens op, Iva, je kunt het zo opklappen.’
Iva volgde de aanwijzingen van Stijn op. Toen ze in het huis keek zag ze dat er overal vers stro lag. Op de plek waar in opa’s en oma’s huis in Giethoorn de keuken was, was een laag schapje met daarop de voederbakjes voor de dieren. Tussen de verschillende kamertjes waren allemaal deuropeningen zodat ze van de ene naar de andere kant konden. En via de voor- en achterdeur konden ze zo naar buiten en naar binnen. Wat een droom van een dierenhuis! ‘Ik denk dat er geen enkel dier is dat zo’n mooi huis heeft als Wittie, Bianca en Kafje hebben!’ Haar stemmetje klonk schril van opwinding.
Intussen was het een drukte van belang in de tuin bij de lange tafels waarop allemaal lekkers te vinden was voor op en bij de barbecue die net was aangestoken. Op het gazon stonden her en der stoeltjes, ook lagen er kleden op de grond om op te zitten. ‘Lieve mensen’, begon Stijn, ‘dank jullie wel allemaal voor het vele werk dat jullie hebben gedaan om deze verrassing voor Iva te helpen maken. Sari en ik zijn superblij met zoveel familie en vrienden op ons heen, op wie wij een beroep konden doen. Pa en ma, dank dat Iva bij jullie mocht logeren zodat wij de handen vrij hadden. En Iva, dit dierenhuis is voor jou. Je mag mij er helpen om voor de dieren te zorgen. Er zijn nog weleens dieren die afgedankt worden, zolang er genoeg ruimte is, kunnen die hier terecht. De mensen die je om je heen ziet hebben allemaal meegeholpen aan jouw cadeau. Door te helpen bouwen, door een bijdrage te geven voor alles wat aan materiaal nodig was. Het is dus een cadeau van ons allemaal.’
Er ging een gejuich op!
‘En nu lieve allemaal, is het tijd om te vieren. Er staat eten en drinken in overvloed. We gooien zo meteen het eerste vlees op de barbecue. Pak een bord en een glas en bedien jezelf. Willen jullie voor jullie kinderen ook het nodige lekkers pakken? Aan het einde van de tafel is een speciale hoek voor hen.’ Juichend renden de kinderen erop af. Stijn tilde Iva weer over het hekje terug op het gazon. Zij holde achter de kinderen aan.
Ze voelde zich echt hartstikke jarig!
Zo liep iedereen heerlijk door elkaar heen door de tuin. Het prachtige dierenhuis werd alom bewonderd en geprezen. De tafel met eten werd goed eer aan gedaan. Er was meer dan genoeg! Toen het donker begon te worden ging de feestverlichting aan die was opgehangen door de tuin heen. Het was ontzettend gezellig.
Sari liep met een bakje langs de schalen met het vlees dat overbleef. Ze zocht een paar mooie stukken uit en nam ze mee naar de koelkast binnen. Toen Stijn haar vragend aankeek, fluisterde ze hem in het oor: ‘de vossen moeten morgen toch ook nog een beetje vieren dat Iva vijf is geworden? Misschien willen de opa’s en oma’s wel met jou en Iva mee morgen wanneer jullie naar het veld gaan.’ Stijn glimlachte. Het was een goed idee van haar. Wat had hij toch een schat van een vrouw!
Langzamerhand liep het feest op z’n einde. De gasten waren zo lief om te helpen met het opruimen van de tuin en toen vertrokken ze beetje bij beetje. Zoals van te voren was afgesproken bleven de opa’s en oma’s slapen. Met Iva werd nog even een rondje door de tuin gedaan langs het mooie nieuwe ‘Giethoornhok’. Toen was het hoog tijd voor haar om te gaan slapen. Ze werd naar boven gebracht en snel in haar pyjamaatje gehesen. Genietend kroop ze in haar vertrouwde bedje. Haar favoriete knuffel lag er al weer in. Ze rook haar kussen en viel onmiddellijk in slaap, haar ouders hoorde ze de kamer niet meer uit lopen.
Met de opa’s en oma’s zaten Sari en Stijn buiten nog even zachtjes te praten, nagenietend over de afgelopen week en deze mooie dag. Ze verheugden zich allemaal op de verhalen van Iva over de logeerpartij bij Bram en Stien. Wat was dit een prachtig begin van de grote vakantie geweest! Met een goed gevoel en een gezonde portie vermoeidheid zochten allen hun bed op.
In de verte klonk het geluid van een uil. Een prachtig geluid om bij in slaap te vallen.
15 Rekel en Frenkel krijgen ook een feestje..
‘Goedemorgen allemaal, wakker worden’ schalde het vrolijke stemmetje van Iva door het huis. Stijn, Sari en de oma’s en opa’s zaten gelijk stijf van schrik overeind in bed. Opa Berend keek op z’n horloge dat naast het bed lag. ’06:03 uur! Lieve deugd, dat is toch geen tijd om wakker te worden?’ Hij keek oma Marie verbijsterd aan. ‘Ja man, onze kleindochter is geen langslapertje vrees ik. Zou ze ons hebben horen praten gisteravond?
Oma Stien en opa Bram gingen hun bed maar vast uit. De ervaring van de afgelopen week had geleerd dat een eenmaal wakkere Iva niet meer in bed te krijgen was. Stijn en Sari wisten dit natuurlijk al lang, zodat die bij de eerste roep van Iva al waren opgestaan.
Stijn haalde uit de schuur een bled met eieren om te koken, Sari zette de ontbijtboel alvast klaar terwijl ieder zich in de kleren hees. Stijn riep Iva bij zich. ‘Ga jij je maar gauw aankleden popje. Mama heeft wat van het barbecue-vlees achter gehouden gisteren, zodat jij vandaag de vossen kunt trakteren. En als de opa’s en oma’s het leuk vinden, kunnen die ook mee. Dan kunnen ze ook eens zien waar wij de afgelopen weken zo druk mee zijn geweest.’
Iva haastte zich om te doen wat Stijn had gevraagd, zodat ze even later prinsheerlijk aan de ontbijttafel zat te wachten tot iedereen binnendruppelde. ‘Mag ik het vertellen papa?’ Stijn knikte.
‘Opa en oma Giethoorn en opa en oma Bergeveld, weten jullie het veld in het bos? Daar hebben papa en ik twee vossen gevonden die hadden honger en toen hebben we ze gevoerd en nu zijn die groter gegroeid en ze zijn heel slim en ze hebben een vriendje dat is een egel en die was ziek aan zijn oogjes en toen hebben ze hem hiernaartoe gebracht en toen heeft papa ze geholpen en toen mochten de konijnen niet meer naar buiten omdat vossen van konijnen houden maar dan verkeerd en toen heeft papa een mooi hok gebouwd voor de konijnen en voor Kafje en nu kunnen de vossen er niet meer bij en en nu krijgen de vossen vlees van de barbecue en dat gaan wij brengen bij ze voor mijn verjaardag nog en gaan jullie straks mee met papa en mij naar het veld?’ Het kwam er in één grote lange zin uit.
De volwassenen schoten in de lach om het enthousiasme van Iva. ‘Natuurlijk gaan wij mee’ antwoordde opa Berend namens allen. Ze hadden het hier gisteravond al over gehad toen ze nog wat zaten na te praten, dus het relaas van Iva kwam niet als een verrassing.
Snel na het ontbijt ging het gezelschap richting het veld. Iva en Stijn liepen voorop met een flinke zak met vlees. Stijn had voor de zekerheid ook wat egelvoer bij zich gestoken. Wie weet liet dat dier zich ook nog zien. Dat ze de vossen zouden zien, daar twijfelde hij niet aan. Iva en hij hadden zo’n band met de dieren opgebouwd. Wel waarschuwde hij de grootouders toch een beetje afstand te houden. ‘Ik wil ze niet té vertrouwd laten worden met mensen. Eigenlijk is het al heftig dat Iva en ik zoveel met ze kunnen doen. Als jullie rustig op de grond gaan zitten en daar blijven, lopen Iva en ik een stukje door. Ik hoop dat ze dan snel op ons twee zullen afkomen. Dan kunnen jullie het goed zien.
Zo gezegd zo gedaan. Sari had een paar plaids meegenomen waarop ze konden gaan zitten.
Iva en Stijn liepen door naar de plek waar de vossen meestal te vinden waren.
De vossen hadden hen natuurlijk al lang gezien. Frenkel waarschuwde Rekel ‘ga niet te dichtbij jongen, je weet maar nooit wat die mensen van plan zijn.’ Maar Rekel trok zich er niets van aan. Hij rende op Iva af en liep haar pardoes ondersteboven. ‘Ho jongen’reageerde Stijn, ‘dat is de bedoeling niet! Wel een beetje rustig doen met mijn meisje hoor!’ Hij seinde naar de familie die verschrikt toekeek, dat ze zich geen zorgen hoefden te maken. Hij had alles onder controle.
Frenkel kwam intussen ook maar dichterbij.
‘Vossen, ik was jarig en nu heb ik voor jullie wat lekkers meegenomen omdat jullie niet op mijn feestje konden komen’ zei Iva plechtig. ‘Jullie hebben zo goed gezorgd voor jullie vriend de egel, dat jullie dit wel hebben verdiend.’ Ze haalde een stuk vlees tevoorschijn dat ze begon te voeren aan Rekel. Frenkel kwam er direct naast en hapte hebberig naar het vlees. Weer sprong Stijn ertussen. Hij merkte dat de vossen toch wat onrustiger reageerden dan anders. Hij maande de opa’s en oma’s en Sari tot stilte door een vinger op zijn mond te leggen. ‘Kom maar hier vossen, hier heb ik wat lekkers voor jullie. Zo lokte hij de beesten een beetje weg bij Iva.
De vossen smulden van het lekkere vlees. Ze hadden niet veel begrepen van wat er allemaal was gezegd, maar in ieder geval waren nu die fijne boswachter en zijn dochter weer bij hen met veel eetbaars.
Toen ze genoeg hadden gegeten gaven de vossen nog even een show weg voor de gasten. Tenminste, daar leek het op. Achter elkaar aanrennen, in elkaars staart bijten, vosje-over spelen, ze wisten bijna niet van ophouden. Het leek wel of ze de aanwezigheid van de mensen helemaal vergeten waren. Tenslotte trokken ze zich moegespeeld terug in hun hol om uit te rusten en natuurlijk lekker uit te buiken van de maaltijd.
De egel was helaas niet op komen dagen. ‘Iva, eigenlijk is een egel een nachtdier, dus het is niet zo gek dat die uit het zicht is gebleven.’ Stijn strooide wat egelvoer op de grond voor hem. Hij hoopte dat het diertje het later wel zou vinden. Ze liepen terug naar de familie.
‘Dat heb ik nog nooit gezien.’ Er klonk verbazing in de stem van oma Marie. ‘Ik snap nu wel dat je een goed afgeschermd hok wilde voor de konijnen en de cavia. Als ik zie hoe gretig die vossen zijn, kan ik me maar zo voorstellen dat ze zich een keer vergissen. Maar, wat was dit ontzettend leuk om te zien! Al vond ik het soms ook wel een beetje eng voor Iva.’
‘Nee hoor oma, is niet eng. Ze zijn gewoon mijn vriendjes’ kwam het er parmantig uit.
‘Nou goed dan. Maar nu gaan we terug naar jullie huis, we drinken nog een bakje koffie en dan laten we jullie weer met z’n drieën achter. Ja toch, Bram en Stien?’ Ze knikten bevestigend. Het was nu wel welletjes met alle drukte.
Tijdens de wandeling terug werd druk nagepraat over de leuke belevenissen. ‘Iva boft maar dat ze in zo’n heerlijke omgeving op mag groeien’ kwam uit de mond van oma Stien. Daar waren ze het allemaal roerend over eens. ‘Op naar de koffie!’ zei Stijn lachend.
16 Ruw verstoorde rust
Vlegel de egel liep in het donker over het veld. Hij kon nu weer heel goed zien in het donker. Al snel vond hij het egelvoer dat de boswachter had achtergelaten. Hij herkende de geur ervan direct. Dat was hetzelfde dat hij te eten had gekregen toen hij met z’n zere ogen in de schuur van het boswachtershuis had gezeten. Met smaak at hij het op.
In het licht van de maan zag hij heel wat andere dieren over het veld lopen. Een naar het leek verdwaalde das liep op zijn gemakje rond te scharrelen. Het wit in zijn donkere vacht stak prachtig af in het maanlicht. Bij het water van het kleine bosmeertje zag hij een ree staan met haar jong. Vlegel gaf met een dankbaar gevoel zijn weer herstelde ogen flink de kost. Hij genoot er heel erg van om hier zo rond te scharrelen en van alles te zien bewegen.
Er liep ook een stel veldmuizen rond. Vlegel bedacht dat die wel uit moesten kijken. Hij had deze nacht al een aantal keren de roep van de grote uil gehoord. Hij wist dat die dól op muizen was.
Weer klonk het zware oehoe van de grote uil. Dichterbij nu. Het groepje veldmuizen rende nietsvermoedend heen en weer, zich nog steeds niet bewust van het gevaar dat hen bedreigde. Vlegel was heel gespannen. Er hing een sfeer van onheil in de lucht.
Zoooeeeefff klonk het. Hij zag de uil bijna niet aankomen, maar toen hij op de muizen af dook was het gelijk raak. In één greep had de uil een stel muizen van het heideveld geplukt. Er klonk een angstig gepiep. Geschrokken zochten de ander muizen een goed heenkomen. Voor de gevangen beestjes was het helaas te laat. De uil landde in een hoge boom en terwijl hij met zijn ene klauw een muis vasthield, begon hij de andere muis al smakelijk op te peuzelen.
Vlegel probeerde zich te ontspannen. Hij had het echt aan voelen komen. De natuur kan van tijd tot tijd knap wreed zijn. Het gebeuren had ook invloed op het gedrag van de andere dieren. De ree en haar jong hadden zich teruggetrokken in het wat hogere struikgewas. De das was in geen velden of wegen meer te bekennen. Vlegel besloot ook wat extra beschutting op te zoeken. Hij had gelukkig al goed te eten gehad, er was geen directe reden om zich nog langer op te houden op het veld.
‘Mama, mammaaaa!’ De alarmerende kreet van Iva klonk luid door het zo stille boswachtershuis.
Sari schoot overeind in bed en porde Stijn wakker. ‘Er is iets met Iva aan de hand.’ Snel schoot ze in haar slippers en spoedde zich naar de kamer van Iva. Die zat met wijd open ogen van schrik en angst rechtop in bed.
‘Mama, ik ben bang! Ik hoorde hele enge geluiden en gepiep, het leek wel op gegil! Waar komt het vandaan, het is zo eng.’
‘Ach lieverdje toch, je hoeft niet bang te zijn hoor, je bent helemaal veilig hier. Je kunt rustig slapen in je eigen bedje’ probeerde Sari Iva gerust te stellen. Maar ze leek niet te bereiken. ‘Papa, wil jij gaan kijken bij Bianca en Wittie en Kafje? Ik ben zo bang dat er wat met ze is gebeurd!’
Stijn was niet zo goed, of hij schoot in zijn kleren en liep naar het Giethoornverblijf buiten op het gazon. Daar verkeerde alles in diepe rust. Hij had een kleine zaklantaarn meegenomen, en terwijl hij het deksel openhield scheen hij voorzichtig naar binnen. De konijnen en de cavia lagen rustig en diep te slapen. Zij waren overduidelijk niet in gevaar en ook niet in gevaar geweest. Hij sloot het hok zorgvuldig af en deed zijn zaklantaarn uit. Toen hoorde hij ook wat Iva zo bang had gemaakt. Er gilde ergens een dier in doodsnood! Vervolgens hoorde hij ook het luide ge-oehoe van de uil. Hij begreep onmiddellijk wat er aan de hand was. De grote roofvogel had ongetwijfeld in de nacht een dier te pakken gekregen. Zo’n uil was heel indrukwekkend, zo wist Stijn. Als hij zijn vleugels uitspreidde dan was hij bijna twee meter breed! Hij had weleens meegemaakt dat hij ’s avonds terugkwam over een bosweg en er ineens zo’n enorme vogel over hem heen vloog. Toen had hij ook even moeten bijkomen van de schrik. Het geluid was ook indrukwekkend. En wanneer je dan ook nog andere dieren hoorde gillen, dan was het scenario compleet.
Nu wachtte hem de pittige taak om Iva weer gekalmeerd te krijgen. Hij liep snel de trap op naar haar kamertje. Sari zat nog op de rand van haar bed. Stijn trok een stoel bij en begon te vertellen. ‘Ik weet wat er aan de hand was lieve meid. Wat je hoorde was een oehoe. Dat is een hele grote uil. Die vangt tijdens de nacht dieren om op te eten. Dat zit in zijn aard. Natuurlijk is dat voor die beesten niet leuk, maar zo zit de natuur in elkaar. Ook een oehoe moet leven. Moet voor zichzelf zorgen en als er kuikens zijn, dan moeten die groot worden gebracht. Begrijp je dat?’
Iva knikte. Ze snikte nog een klein beetje na. Sari ging verder met het verhaal. ‘Er zijn dieren die alleen planten eten. Maar er zijn ook roofdieren, die moeten vlees eten. Denk maar eens aan de vossen. En eigenlijk de egel ook, want die eet insecten. Zo ook roofvogels zoals een havik, een buizerd of de oehoe. Die leven van het vlees van door hen gevangen dieren. Zo zijn ze geschapen.
Er zijn ook dieren die alles lusten. Die alleseters eten planten maar ook vlees. Eigenlijk zijn mensen ook alleseters. Wij eten toch ook groenten en fruit, brood en vlees? Weet je dat al die groepen wezens een hele mooie naam hebben door wat ze eten? Een vleeseter is een carnivoor. Een planteneter is een herbivoor. En een alleseter is een omnivoor.
Iva begon het steeds beter door te krijgen. ‘Papa, dus wat ik hoorde was wel eng en niet leuk, maar het hoort wel zo? Dus een vogel die altijd alleen bessen eet is een bessievoor?’
Stijn keek Sari aan, ze schoten in de lach. Hun slimme Ivaatje had het al helemaal begrepen! ‘Nee vrouwtje, een bessievoor is geen groep. Een vogel die alleen bessen eet hoort bij de herbivoren, de planteneters. Bessen groeien immers aan planten? Maar wel knap zoals je dit bedacht hebt meid. Denk je dat je nu weer kunt gaan slapen? Papa en mama zijn dicht in de buurt als er wat is. Je kunt ons altijd roepen hoor. Maar je hoeft hier in je bedje echt helemaal niet bang te zijn.’
Iva liet zich weer gerustgesteld onderuit zakken. Stijn en Sari drukten een kus op haar bolletje en slopen zachtjes de kamer weer uit. Hoog tijd voor hen om ook weer te gaan slapen.
17 Vossen gaan vissen, vangen bot en bereiken toch hun doel
Frenkel was gek op water. Hij liet geen gelegenheid voorbij gaan om een ‘plons’ te maken. Hij vroeg vaak of Rekel mee ging om te stoeien in het water van het bosmeertje, maar die bedacht elke keer weer een andere smoes. ‘Ik heb net mijn vacht helemaal gepoetst, die wil ik niet nat maken’, of ‘ik heb wat oorpijn, als ik water in mijn oren krijg lijkt me dat niet goed’ en meer van die vage verhalen.
Frenkel dacht ineens te begrijpen hoe het echt zat. Rekel was natuurlijk bang voor water! Het verbaasde hem dat hij dat niet eerder had gezien. Maar eigenlijk was het heel logisch. Hij en Rekel hadden samen niet al te veel in de buurt van water geleefd, maar in hun puppie-tijd wel heel wat akeligs rond water meegemaakt. Frenkel vroeg zich af of hij schuldig was aan Rekels watervrees door zijn verhaal over hun familiehol en hoe het daarmee was afgelopen. Maar hij had er niet onderuit gekund om hem dat te vertellen, want Rekel had beslist willen weten wat er met Moeder Vos, hun zusjes en broertjes was gebeurd. Daar had hij onmogelijk over kunnen liegen.
Maar intussen zat Frenkel er wel mee. Hij zelf was gek genoeg niet bang voor water geworden. In tegendeel. Het liefst rende hij van tijd tot tijd het water van het meertje in en spartelde dan net zolang rond tot hij helemaal drijfnat was. Daarna ging hij lekker op de kant op een beschut plekje in de zon op liggen drogen. Hij kon daar zo blij van worden! Hij brak er zijn hoofd over hoe hij Rekel zo ver kon krijgen om ook van het water te leren genieten. Ineens kreeg hij een idee. ‘Rekel’ zei hij op een morgen ‘ik zou wel eens een keer willen gaan vissen!’ Rekel keek hem wantrouwend aan. Wat voerde Frenkel nu weer in zijn schild? ‘Vissen… ja, ja. En hoe wou je dat dan gaan doen? Ze zien je aankomen. Als er al vissen zijn, zwemmen ze lachend weg!’
Frenkel liet zich niet uit het veld slaan door het commentaar van zijn broer. Hij moest hem immers over zien te halen om mee te gaan naar het water? ‘Rekel, ik zie het helemaal voor me. Jij gaat aan één kant van het meertje staan en blaft een beetje. De vissen schrikken dan van jou en zwemmen weg. Ik sluip aan de andere kant het water in, heel voorzichtig, en, als ze vlakbij zijn, sla ik met mijn poot door het water zó een vis eruit. Hopelijk komt ie dan op de kant en dan heb ik hem!’ Zijn oogjes glommen van de voorpret over zijn mooie idee.
Rekel sputterde nog een beetje tegen. ‘Als je maar weet dat ik niet het water in ga, hoor je me?’ Frenkel schudde met zijn kop. ‘Nee dat hoeft ook niet. Als jij maar genoeg lawaai maakt vanaf jouw kant van het water, dan lukt het vast.’ En zo liet Rekel zich overhalen. Ze liepen samen naar het bosmeertje en Rekel koos een mooi veilig plekje uit op de oever. Frenkel liep door naar de andere kant en zwaaide naar Rekel dat hij er klaar voor was. ‘Woeef, woeef, wef, woef, wef, woef.’ Rekel maakte herrie zoveel als hij kon. Frenkel sloop intussen heel behoedzaam het water in en bleef een stukje verder in het water doodstil staan. Rekel blafte weer. ‘Wef, woef, woef…’ Maar wat er ook gebeurde, geen vis liet zich zien. Dus viel er ook niks te vangen voor Frenkel.
Mismoedig liep hij het water weer uit. Hij deed niet langer voorzichtig, want het had geen zin. Er was helemaal geen vis in het bosmeertje. Hij was intussen ook helemaal vergeten dat hij dit plan helemaal niet bedacht had om te gaan vissen, maar om Rekel zo ver te krijgen dat hij het water in zou gaan. Hij keek om naar Rekel en zag hem in eerste instantie helemaal niet meer. Maar toen… hij keek nog een keer heel goed… zag hij dat Rekel zwemmend zijn kant op kwam! Hij geloofde zijn ogen niet. Hij bleef staan kijken tot Rekel vlakbij hem de kant op kroop. Hij schudde zich stevig uit zodat het water alle kanten op spetterde. ‘Ik wist dat jij zo graag vissen wilde vangen. Om dat voor elkaar te krijgen, moest ik eigenlijk ook het water in om de vissen op te jagen naar jou toe. Dit water is niet zo gevaarlijk dacht ik, dus heb ik het erop gewaagd. Heb je een vis gevangen?’ Frenkel sloeg zijn broer op zijn rug. ‘Nee Rekel, ik heb geen vis gevangen, maar ik ben toch superblij! Jij bent voor mij het water in gegaan!’ Rekel keek hem met grote ogen aan. ‘Hoezo, wat bedoel je? Ik moest de vissen toch opjagen? En nu ben je superblij zonder dat je een vis hebt gevangen! Ik snap er niks van.’ Snel legde Frenkel hem uit, dat hij eigenlijk Rekel over zijn waterangst heen had willen helpen en dat het vissen eigenlijk maar bijzaak was. Rekel hoorde het verhaal met verbazing en ook een beetje geïrriteerd aan. ‘Nou mooi is dat. Als jij in het vervolg wilt gaan zwemmen, dan doe je dat maar lekker in je uppie. Ik ga mooi niet mee, punt uit! Ik ben gewoon niet zo gek op water als jij. Dat had je me gewoon kunnen vragen, dan had ik je dat verteld.’
Frenkel keek hem een beetje beschaamd aan. ‘Sorry hoor, mijn bedoeling was hartstikke goed. Ik dacht dat je bang voor water was door wat er met Ma Vos en onze familie is gebeurd. Ik voelde me schuldig omdat ik je dat zo in geuren en kleuren had verteld. Ik wilde je over je angst heen helpen.’
Rekel dacht even na. ‘Oké dan, het is je vergeven. En nu weet je, ik ben niet bang voor water, maar ik hou er ook niet van. En in geval van nood kan ik me prima redden. En als ik nat wil worden, dan ga ik wel in de regen lopen.’ En met die woorden keerde hij zich om en liep rustig terug in de richting van hun hol.
Even later volgde Frenkel hem. Hij was toch een hoop wijzer geworden vandaag. Al was het maar dat zijn broer anders in elkaar stak dan hij en dat hij niet moest proberen hem te veranderen.
18 Een kleurig najaar en uitbreiding van de ‘veestapel’ ..
Er zat verandering in de lucht. De warme zomerdagen die eindeloos leken werden heel langzaamaan korter. Overdag was het vaak nog heerlijk warm maar tegen de avond kon het toch wel fris worden. Rekel en Frenkel zochten dan ook steeds vaker ’s avonds de beschutting van hun hol op. Het jagen op hun eten werd er wel gemakkelijker op. Luie muizen drentelden over het veld in de beginnende schemering en lieten zich gemakkelijk vangen. Dat was maar goed ook want na de verjaardagtraktatie van Iva hadden hun mensenvrienden zich niet meer laten zien bij de vossen. En zo hoorde het feitelijk ook. De natuur moest zijn beloop hebben. De vossen moesten zelf voor hun eten zorgen. Daar waren ze intussen groot genoeg voor geworden. En de mensen hadden daar geen plaats meer in.
Zo genoten de dieren van hun rust op het mooie veld in het bos. Tegen de avond scharrelde Vlegel de egel af en toe langs hun hol. Hij was goed hersteld na zijn oogontsteking. Het was gelukkig ook niet meer teruggekomen. Maar Vlegel was de hulp die de vossen hem hadden geboden nog niet vergeten. Hij groette hen altijd vrolijk. ‘Hé Rekel en Frenkel! Alles goed met jullie?’ Hij wachtte de reactie meestal niet af, maar zwaaide een keer met zijn pootje en liep weer door.
Stijn ging nog weleens een keer kijken op het veld, maar zorgde er wel voor dat de vossen hem niet in de gaten kregen. Hij nam Iva bijna nooit meer mee op zijn tochten. Ze vroeg er nog weleens naar, maar na een uitgebreide uitleg van Sari en Stijn snapte ze dat het beter was zo. Gelukkig had zij thuis nog de konijnen Wittie en Bianca en de cavia’s Kafje en Jotje. Ja, er was een cavia bijgekomen. Die had één van de verjaardagsgasten voor Iva meegenomen. Dus het Giethoornverblijf in de tuin werd goed benut.
Stijn had van mevrouw De Boer een drietal kippen gekregen. Van het overgebleven gaas en hout had hij naast het mooie dierenhuis van Iva een kleine kippenren gemaakt met een keurig leghokje erbij. Al snel waren de kippen groot genoeg om eieren te leggen, zodat de familie nu bijna dagelijks van een heerlijk vers eitje kon genieten. Het was Iva’s taak om dagelijks de eieren uit het hok te halen. Sari had haar een mandje gegeven, bekleed met een zacht laagje stof. Trots legde Iva daarin heel voorzichtig elk ei dat ze vond.
Sari had de eieren een beetje opgespaard, zodat ze een voorraadje had. En na een paar dagen had ze er genoeg. ‘Iva, heb jij zin in pannenkoeken?’ Iva keek blij verrast op. ‘Jeeh, pannenkoeken, lekker mam, mag ik dan met suiker en met stroop en met appel en..’ Sari grinnikte, ‘Ja ja, rustig maar, dat kan allemaal natuurlijk. Je mag me helpen bij het klaarzetten van de spullen’
Samen met Iva pakte ze bloem, melk, zout olie en de eieren. Een mooie appel werd in plakjes gesneden. ‘Zullen we voor papa en mij ook een paar met spek doen, daar zijn wij gek op.’
Handig brak Sari de eieren in een grote schaal en deed er een snufje zout bij. Toen mixte ze de eieren tot ze schuimden. Een scheut melk erbij en de lekkere volkoren bloem. Nog wat melk tot er een heerlijk romig beslag was ontstaan. Voor het gemak goot ze ook een scheut zonnebloemolie bij het beslag. ‘Dan hoef ik niet elke keer boter in de pan te doen’ zei ze tegen Stijn die verbaasd stond te kijken. De koekenpan ging op het vuur en hopla, de ene na de andere pannenkoek verscheen op de stapel. Naturel, met spek, met appel. Dat werd smullen.
Stijn dekte gauw de tafel. Ze schoven aan, baden voor het eten en tastten toe. ‘Mam, mag ik er ééntje zo, alleen met poedersuiker?’ Ze werd op haar wenken bediend. Stijn maakte met de poedersuiker een smiley op de pannenkoek. Daardoor werd hij nog leuker! Hij wipte snel een spekpannenkoek op zijn bord die hij versierde met een laagje stroop terwijl Sari zich tegoed deed aan eentje met appel.
Tjonge wat een feestmaal was het! Het leek wel of ze wat te vieren hadden! Iva smikkelde nog een pannenkoek weg en ook Stijn en Sari lieten zich niet onbetuigd. Toen de stapel helemaal verdwenen was, waren ze alle drie helemaal vol van de pannenkoeken. ‘Mama, wat heb ik lekker gegeten zeg! Bak je nog een keer pannenkoeken, ze waren zo superheerlijk!’ liet Iva enthousiast weten. ‘Het leek wel feest!’
Sari en Stijn keken elkaar even aan en knikten elkaar toe als aanmoediging. ‘Lieverdje, het is inderdaad een beetje feest.’ Sari klonk een beetje ademloos van opwinding. ‘Papa en ik hebben je wat te vertellen!’ Ze keek even naar Stijn die nog eens een keer knikte. ‘Over ongeveer een half jaar komt er een broertje of zusje bij in ons gezin.’ Sprakeloos keek Iva haar moeder aan. Hoorde ze dat goed? Kwam er echt een broertje of zusje? ‘Mama, echt waar? Krijg ik een broertje of zusje?’ Ze kon niet meer blijven zitten op haar stoel. Ze sprong op en danste door de kamer. ‘Ik krijg een broertje of een zusje, hoera’ zong ze juichend. ‘Ik ben zo blij! Ik wil al zo’n poos een broertje of zusje en nu gebeurt het. Mama, wanneer dan en hoe en krijgt die dan het kleine kamertje naast mijn kamer? En mag ik helpen met de baby?’ Iva was bijna niet te stoppen in haar enthousiasme.
Stijn en Sari moesten erg om haar lachen. ‘We hoeven ons niet af te vragen of onze kleine meid het leuk vindt, hè Sari.’ Stijn haalde zijn hand door de haren van Iva en trok haar even stevig tegen zich aan. ‘Mijn lekkere meid blijf jij altijd en dan komt er ook nog een lekkere meid of knul bij. Ik ben een blij mens.’
‘Iva, het duurt nog wel een half jaar hoor, voordat het zover is. Dus we hebben nog alle tijd om de kamers op orde te brengen.’ Praktisch als altijd bracht Sari weer rust in de kamer. ‘Jij mag natuurlijk ook vertellen wat je mooi vindt voor een babykamertje. Want jij wordt immers grote zus? Morgen gaan we naar opa Bram en oma Stien en dan mag jíj ze vertellen dat je grote zus wordt. En overmorgen gaan we naar oma Marie en opa Berend en mag je het hen ook vertellen. Wil je dat?’
Met de rust was het nu helemaal gedaan. Iva draaide rondjes van plezier en klapte in haar handjes. Was het maar vast morgen. Sari had een goed idee. Lieve meid, weet je wat, je gaat nu even lekker in bad, daarna stop ik je in bed en ga je gauw slapen. Des te eerder is het morgen! Zo gezegd zo gedaan en niet lang daarna lag Iva heerlijk op één oor.
Ook Sari en Stijn zochten hun bed op. ‘Eerlijk gezegd Stijn, ben ik wel een beetje moe geworden.’ En met die woorden legde Sari haar hoofd op het kussen en sliep in.
Midden in de nacht kwamen twee trippelende voetjes hun slaapkamer in. Stijn schrok wakker; Iva stond naast zijn bed. ‘Papa, mag ik het ook aan de dieren hier bij huis vertellen en aan de vossen, van het broertje of zusje?’ Hij glimlachte in het donker. Wat was zijn meisje toch een lekker ding. ‘Ja hoor lieverd, dat mag je. Maar nu breng ik je snel weer terug naar je bedje, want je moet gauw weer gaan slapen.’ Hij stopte haar lekker in, gaf haar een kus op haar bolletje en kroop snel weer in zijn eigen bed.
In de verte riep zachtjes de uil.
19 Een rondje opa’s en oma’s
Al heel vroeg was Iva’s wakkere stemmetje te horen in het boswachtershuis. Ze kon bijna niet wachten om haar grote nieuws aan opa Bram en oma Stien te vertellen. Stijn en Sari hadden dit al verwacht. Gelukkig waren ze de avond tevoren vroeg naar bed gegaan zodat ook zij bijtijds wakker waren. Al snel na het ontbijt vertrokken ze naar Giethoorn. Stijn had zijn ouders al laten weten dat ze op bezoek zouden komen dus op de vaart bij de grote parkeerplaats lag de punter van Bram al op hen te wachten.
Maar Bram was in geen velden of wegen te zien! Hoe kon dat nu? ‘Papa, waar is opa nu, zijn boot is er wel, maar hij is er niet.’ Haar teleurgestelde snoetje sprak boekdelen. Sari en Stijn stelden haar gerust. ‘Opa is vast even een boodschap doen. Hij komt er zo wel aan.’ Ze waren nog niet uitgesproken of daar zagen ze opa Bram al lopen met een grote mand vol brood aan zijn arm. Sari fluisterde Iva nog snel toe dat ze nog niets moest vertellen voordat oma Stien er ook bij was. Dat was heel verstandig van haar want het nieuwtje brandde Iva op haar lippen.
‘Hallo kinders! Sorry dat jullie even moesten wachten. Ik moest even naar de bakker om het oude brood op te halen. Dan kunnen jullie dat vanavond meenemen naar huis voor die beestenboel van jullie. Zullen we het maar vast in de auto leggen?’ Hij liep naar de auto en deed de begageklep open. Met een zwiep liet hij de inhoud van de mand in de tas vallen die er gelukkig nog in lag. Bijna had hij het brood zo los in de auto gegooid. ‘Bedankt pa, dat komt goed van pas. Is het niet voor onze eigen dieren, dan wel voor het wilde spul.’ Stein sloot de auto weer af en het viertal liep naar de punter. Opa Bram deed Iva voor de veiligheid eerst het zwemvest aan en hielp haar toen in de boot. Stijn en Sari volgden. Toen ze allemaal zaten voeren ze weg.
Aangekomen bij het huis van Stien en Bram viel het Stijn op dat hun Giethoornboerderij in de tuin wel heel veel leek op het origineel. Hij was er best wel trots op dat het zo goed gelukt was. Bram leek zijn gedachten te raden. ‘Ja jongen, je hebt een mooie replica van ons huis gemaakt. Je bent toch wel hartstikke handig!’ Sari was blij met het compliment dat Stijn kreeg. Iva had niets in de gaten. Ze zat te popelen om haar verhaal te kunnen doen aan opa en oma.
‘Hallo allemaal, ik heb de koffie al klaar! En voor jou chocomelk Iva. Kom maar gauw binnen!’ Ze begroetten elkaar hartelijk en al snel zaten ze rond de gezellige tafel. Sari knikte Iva toe. Nu mocht ze haar nieuws vertellen. ‘Opa Bram, oma Stien, luister eens, ik moet jullie wat zeggen en het is heel erg leuk.’ Verwachtingsvol keken opa en oma hun kleindochter aan. ‘Weet je wat? Over een poosje, een halfjaar of zo hè mam’, ze keek even naar Sari, die knikte, ‘dan word ik grote zus! Ik krijg een broertje of zusje!’ Hè hè, dat was eruit!. Opa en oma keken superblij. ‘Jongens wat een mooi bericht. Dat hadden we vanmorgen niet kunnen bedenken! Een kleinkind erbij, nog zo’n heerlijkheid als Iva hier!’ Opa Bram sloeg zijn armen om Iva heen en knuffelde haar stevig. Oma Stien liet zich niet onbetuigd. Met tranen in haar ogen keek ze Iva aan. ‘Wat een heerlijk nieuws! Gefeliciteerd allemaal. Sari, gaat alles goed? Voel je je oké?’ Ze omhelsde de aanstaande ouders en ook opa Bram kreeg een stevige knuffel. Het werd een heerlijk uurtje zo bij elkaar. Ze bleven niet zo lang bij opa en oma, want Iva had gevraagd of ze vandaag ook nog naar opa Berend en oma Marie konden gaan, in plaats van de volgende dag. ‘Want het is niet eerlijk als zij het later weten!’
Sari en Stijn begrepen het ongeduld van Iva wel en even na lunchtijd braken ze op om nog een beetje bijtijds bij de andere grootouders aan te kunnen komen. Ze namen afscheid van oma Stien, opa Bram voer hen terug naar de grote parkeerplaats en nam met een grote zwaai van zijn arm afscheid van hen. ‘Dag allemaal, goeie reis! En veel plezier.’
Iva zat te wippen in haar autostoel. Ze had het toch mooi voor elkaar! Alle opa’s en oma’s op één dag. Kon het mooier? Sari belde intussen even naar haar vader en moeder om te laten weten dat ze eraan kwamen. Gelukkig waren die thuis en ze hadden geen andere plannen. Ze waren van harte welkom.
Opa Berend en oma Marie woonden niet al te ver van het boswachtershuis vandaan in een appartement. Het was niet zo druk op de weg gelukkig. Iva was in slaap gesukkeld en ook Sari had stiekem een tukje gedaan. In de namiddag stopte Stijn voor het gebouw met het huis van opa en oma.
Iva, uit haar autostoeltje geholpen door Stijn, rende de hal binnen en stoof naar de lift. Ze drukte op het knopje en keek om of papa en mama haar wel gevolgd waren. Zij moesten erg lachen om het ongeduld van Iva. ‘Ja, ja, we zijn er al. En kijk eens, de lift is er ook!’ Stijn deed de deur open en ze stapten in. Iva drukte weer op het knopje. Eenmaal boven gekomen stond oma Marie al bij de lift te wachten. Ze had het gezin al aan zien komen . ‘Dag oma! Hier zijn we. Waar is opa?’ Iva racete door naar de deur van het appartement. Die ging al open en opa Berend stond in de deuropening. ‘Is er een wervelwind hier? Ik kon de deur bijna niet houden!’ Hij zei het lachend terwijl hij Iva door haar haren streek. De rest van het gezelschap kwam iets langzamer aangelopen en niet lang daarna waren ze allemaal binnen.
Iva kon zich niet meer inhouden. ‘Opa, oma, ik heb groot nieuws! Echt waar! Ik krijg een zusje, of een broertje! Mama is in-verwachting.’ Dat laatste kwam er plechtig achteraan. ‘Oh meisje, wat leuk! Wat zijn we daar blij mee!’ Marie gaf Iva een dikke kus op beide wangen. Ze richtte zich tot Sari en Stijn. ‘Hoe ver is het? En is alles goed?’ Sari vertelde dat ze zo’n drie maanden heen was en dat de gezinsuitbreiding ergens in juni zou plaatsvinden.
‘Marie, zulk mooi nieuws verdient wat lekkers, vind je ook niet? Jullie moeten maar hier een hapje mee-eten. Wij trakteren op chinees, is dat geen goed idee?’ Kwam dat even uit!. Dan hoefden ze thuis niet meer te eten en ze waren allemaal gek op chinees.
‘Opa, bestel je dan ook gebakken banaan en extra kroe-proek?’ Bram schoot in de lach. ‘Ja hoor, ik bestel voor jou gebakken pisang en extra kroe-proek.’ En grinnikend pakte hij zijn telefoon en de menukaart en zocht een leuk menu bij elkaar. Niet lang daarna ging de bel en nog even later stond een heerlijk gevarieerd maal op tafel. Ze deden zich er allemaal flink te goed aan. Na het eten vertrok het jonge gezin weer naar huis. Het werd onderhand bedtijd voor Iva. Uitgezwaaid door opa Berend en oma Marie ‘pas goed op jezelf hè, daag, daag,’ reden ze naar huis.
Iva was ondanks het slaapje in de auto best moe van de drukke dag en het duurde dan ook niet lang voor ze sliep als een roosje.
Sari en Stijn bespraken nog even samen de fijne dag en zochten toen ook hun bed op.
Een zacht oehoe-oe klonk in de nacht.
20 Waar is Iva?
Sari schoot overeind. Het was zo stil in huis. Het was al lang ochtend. De plek naast haar was leeg. Stijn was al uit bed. Ze riep zachtjes ‘Stijn, stijn’ maar ze kreeg geen antwoord. Toen viel haar oog op een briefje op het kussen van Stijn. Ze pakte het en las: ‘lieve Sari, je sliep zo lekker en volgens mij kon je wel wat extra slaap gebruiken. Ik ben erop uit in het veld, een aantal dingen controleren. Ik heb brood mee en verwacht ergens in de middag terug te zijn. Kus, Stijn.’
Ze schudde haar hoofd over die man van haar. Het was wel lief, maar helemaal niet handig. Ze was nog zo veel van plan vandaag! Ze stapte uit bed en dook onder de douche. Snel schoot ze in haar kleren en liep naar de slaapkamer van Iva. Ze was er niet, haar bed was keurig opengeslagen met haar pyjamaatje onder haar kussen en de kleren die de avond tevoren waren klaargelegd waren weg.
Ze mopperde inwendig een beetje op Stijn. Het was wel handig geweest als hij had laten weten dat hij Iva mee had genomen. Ze liep naar beneden zag dat de ontbijtboel van Stijn en Iva al op het aanrecht stond. Ze nam gauw een beetje yoghurt met wat fruit en muesli en een kopje thee en liep naar buiten. In het Giethoornhuis liepen de konijnen en cavia’s al lekker te smikkelen van een paar van de boterhammen van opa Bram. In de kippenren waren de kipjes daar ook al druk mee bezig.
Mooi zo, die hadden al te eten gehad. Ze besloot toen ze weer naar binnen liep haar ‘vrije’ tijd maar eens nuttig te gaan besteden achter de naaimachine met een lapje stof dat ze onlangs had gekocht. Ze wilde daar een jurkje voor Iva van gaan maken.
Al snel was ze verdiept in het patroon. Zorgvuldig speldde ze het op de stof en knipte de verschillende delen uit. Tussendoor pakte ze nog een kopje koffie maar verder ging ze fanatiek door met het naaiwerk.
Ze schrok op toen ze de achterdeur hoorde. ‘Hé Sari, wat ben jij geconcentreerd aan het werk. Volgens mij hoorde je me niet eens aankomen’ Het was Stijn die binnenstapte. Sari keek op de klok, ze was de tijd glad vergeten, het was al twee uur! Ze had nog niet eens geluncht.
‘Waar is Iva?’ verschrikt keek Sari Stijn aan. ‘Die is toch bij jou Stijn?’ Stijn keek haar ongerust aan. ‘Nee natuurlijk niet, dat zou ik je toch verteld hebben. Ze ging weer naar binnen toen ik het veld in ging. Ze had de dieren in de tuinboerderij het grote nieuws verteld. Is ze echt niet bij jou Sari?’ Het hart klopte Sari in haar keel, hoe kon ze zo dom zijn om te denken dat Stijn Iva meegenomen had zonder dat aan haar te vertellen. Ze begon te huilen. ‘Waar is ze in vredesnaam, waar kan ze zijn? Stijn was ineens ook vreselijk ongerust. Iva mocht dan wel een dapper en zelfstandig meisje zijn die niet in zeven sloten tegelijk liep, maar ze was nog maar vijf! Lieve help, wat moesten ze doen?
Stijn besloot de ouders van Sari te bellen om te vragen of Iva daar misschien naar toe was gegaan. Dat was wel een eind lopen, maar wie weet. Maar ook Berend en Marie hadden hun kleine meid niet gezien. ‘We komen er direct aan, we helpen naar haar te zoeken!’
Een paar minuten later kwamen ze al het erf op rijden. Stijn had intussen het hele huis doorzocht en in de schuren gekeken. Geen spoor van Iva. Haar laarsjes waren weg. Haar pantoffeltjes stonden ervoor in de plaats. Ook haar regenjasje ontbrak. Het zag ernaar uit dat Iva de tuin uit was gegaan.
Maar waar naartoe dan? Snel overlegden Sari en Stijn met de ouders van Sari. Zij besloten dat Sari in huis zou blijven en dat Marie, Berend en Stijn buiten het erf op zoek zouden gaan.
Houden jullie allemaal je mobiel aan, dan kunnen we elkaar waarschuwen als we haar vinden.
Sari voelde zich hoogst ongelukkig. ‘Stijn, Iva is al een aantal uren weg waarschijnlijk. Denk je niet dat het beter is om de politie in te schakelen? Er moeten zoveel mogelijk mensen op zoek naar haar gaan.’ Marie en Berend waren het met hun dochter eens. Berend vatte de koe bij de horens en belde zonder verder uitstel 112. Hij legde uit wat er aan de hand was en toen de meldkamermedewerker begreep dat het om een meisje van vijf ging sloeg deze direct alarm. De politie reed al heel snel het erf op. Een vriendelijke politievrouw ontfermde zich over Sari en hoorde haar verhaal aan, terwijl haar collega in gesprek ging met Stijn en zijn schoonouders. Stijn liet zich niet lang tegenhouden. ‘Ik moet gaan zoeken, hoe langer ik wacht, hoe langer ze alleen buiten zwerft. Ik móét gaan zoeken.’ Hij beende snel door het hek de tuin uit, het veld in. Hij ging in de richting van het bos. De politieman besloot met Berend de andere kant op te gaan, terwijl de vrouwen op het erf nog een keer alle ruimtes doorzochten. Sari keek nog een keer in alle kamers van het huis, op de zolder en overal. Maar omdat het jasje en haar laarsjes weg waren geloofde ze eigenlijk niet dat Iva ergens in het huis was.
De politieman en Berend gingen het heideveld op. Ze liepen in de richting van het bosmeertje. ‘Kan Iva zwemmen?’ vroeg de agent aan opa Berend. ‘Nee, dat kan ze nog niet. Haar andere opa in Giethoorn heeft haar wel watervrij gemaakt, met zwembandjes om, dus bang voor water is ze niet.’ Het drong tot hem door dat dat nu net niet geruststellend was. Hij schrok van zijn eigen gedachten. ‘Ach meneer, dat wil niet zeggen dat ze in het water moet zijn gevallen hoor. En het bosmeertje is aan de kanten heel ondiep, dus laten we niet van het ergste uitgaan.’ De agent probeerde de geschokte opa een beetje gerust te stellen, maar eerlijk gezegd was hij er zelf ook niet gerust op.
Toen hoorden ze ineens een zacht meisjesstemmetje praten. ‘…. weet je, het duurt nog wel een poos hoor, nog wel een half jaar, maar dán komt mijn broertje of zusje en dan ben ik niet meer de enigste thuis.’ Toen opa Berend en de politieagent op het geluid afliepen zagen ze wel een heel bijzonder tafereel. Iva zat in de hei met de kop van een vos op haar schoot. Ze aaide het dier over zijn rug, terwijl een tweede vos aandachtig leek te luisteren naar wat Iva vertelde. De beide mannen bleven doodstil staan om het meisje en de dieren niet te laten schrikken.
Ineens keek Iva op. ‘Oh opa Berend wat doe jij nu hier met die politie? Ik mocht van papa en mama vandaag aan de vossen vertellen dat ik grote zus word. Ik denk dat ze het heel leuk vinden. Denk je ook niet?’ Opa Berend haalde even heel diep adem. Hij maakte snel een foto van Iva met de vossen en stuurde die direct naar de appgroep van de mensen die naar haar op zoek waren. ‘Zeg de vossen nu maar gedag meid. Kom je mee naar huis, want het is hoog tijd om een hapje te eten.’ Hij pakte Iva bij de hand. De vossen maakten dat ze wegkwamen. De agent keek Berend vol verbazing aan. ‘Die dieren zijn wild, hoe kan dat?’ Opa Berend wuifde hem weg. ‘Dat komt zo wel. We brengen nu eerst deze avonturierster naar haar ongeruste papa en mama.’ Al snel waren ze weer bij de boswachterswoning. Sari nam Iva in haar armen alsof ze haar nooit meer los wilde laten. Iva keek haar verbaasd aan. ‘Jullie hebben toch zelf gezegd dat ik het vandaag aan de vossen mocht vertellen?’ Ze keek naar de tranen die bij Sari over de wangen liepen. ‘Niet huilen mam, ik was gewoon bij de vosjes.’
Stijn legde de politiemensen uit hoe het zat en toen alles duidelijk was verlieten ze het boswachterserf. Ook opa Berend en oma Marie gingen, opgelucht, weer weg. Toen waren ze weer met z’n drieën. Iva had inmiddels begrepen dat ze nooit meer weg mocht gaan zonder het tegen haar vader en moeder te vertellen. ‘Maar de vosjes vonden het hartstikke leuk!’ En zo had die kleine toch het laatste woord.
21 Een noodzakelijke verhuizing die net op tijd komt
Buiten begonnen de bomen te verkleuren. Het was de laatste tijd al veel kouder ’s avonds, maar alles was nog aardig groen. Daar kwam nu wel snel wat verandering in. De bladen werden prachtig geel en rood en oranje.
Rekel lag voor het hol een beetje te doezelen in het najaarszonnetje dat overdag nog wel lekker aanvoelde. Hij werd ineens onrustig. Frenkel kwam aansluipen. ‘Joh, broer wat is er loos? Je bent zo wiebelig.’ Rekel kuchte een keer. ‘Man ik heb me toch een partij jeuk! Ik weet niet waar ik het zoeken moet.’ Frenkel bekeek zijn broer eens heel goed. Hij schoot in de lach. ‘Rekel, je moet er echt aan geloven. Je zult het water in moeten.’ Rekel keek hem geschokt aan. ‘Wat zeg je nou? Je weet dat ik niet van water hou!’ Frenkel ging verder ‘en we zullen een ander hol moeten vinden of graven.’ Rekel keek zo mogelijk nog erger geschokt. Ondertussen schudde hij met zijn poten, krabbelde op zijn lijf en kop en bleef wiebelen.
Frenkel begon het uit te leggen. ‘Weet je wat er aan de hand is? Ons hol zit helemaal vol met vlooien! Ik heb er wat minder last van doordat ik regelmatig de plomp in ga, maar jij bent een echte vlooienkwekerij!’ Frenkel knikte met zijn kop om zijn woorden kracht bij te zetten. ‘Dus Rekel, of je wil of niet, je bent de klos.’
Verbijsterd keek Rekel zijn broer aan. ‘Leg me eens uit wat dit met het water te maken heeft, nou, toe dan!’
Frenkel begon te vertellen. ‘Ma Vos heeft een keer verteld, hoe je van vlooien af komt. Op een gegeven moment is het hol waarin we wonen vergéven van die rotkrengen. Dus dan moet je verhuizen. Maar om te voorkomen dat je ze meeverhuist moet je ze eerst kwijt zien te raken. En wel in het water. Vlooien kunnen niet zwemmen. En wij vossen kennen een foefje om ze te laten verzuipen. Je neemt een takje in je bek, gaat naar de waterkant en loopt langzaam achteruit het water in, terwijl je je bek met het takje zo hoog mogelijk boven water houdt. Hoe dieper je komt, hoe meer de vlooien wegspringen, richting het takje. Op een gegeven moment doe je je kop ook onder water en laat je het takje los. Snel zwem je een andere kant op en bye, bye vlooien, tot nooit weer ziens.’
Rekel keek Frenkel ongelovig aan. ‘Je gelooft het zelf?’ Frenkel knikte hevig. ‘Kijk maar, ík heb geen last van vlooien. Rekel dacht hier een een poosje over na, al krabbelend en wiebelend. Het klonk eigenlijk best wel aannemelijk, dat verhaal van Frenkel. Zou hij het dan toch een keer proberen? Bij de gedachte aan het water kreeg hij al de rillingen, maar de kriebels door de vlooien waren ook niet bepaald een feest.
‘Ik doe het’ zei hij gedecideerd en stapte stoer in de richting van het bosmeertje, terwijl Frenkel hem, benieuwd of hij door zou zetten, achternaliep. Rekel zocht een mooie stok uit en nam hem in zijn bek. Hij richtte zijn achterwerk naar het water en begon langzaam achteruit te sluipen. Brr, het water was koud ook nog. Maar hij realiseerde zich dat hij door moest zetten. Stapje voor stapje liep hij dieper het water in, tot hij zijn kop bijna niet meer boven water kon houden. ‘Nú Rekel, met je kop ondergaan en de stok loslaten.’ Frenkel riep het hem toe vanaf de waterkant.
Meer aanmoediging had Rekel niet nodig. Hij deed wat zijn broer zei en verdween helemaal onder water. Een meter of wat verder kwam hij proestend weer boven en begon naar de kant te zwemmen tot hij de kant op kon lopen. Frenkel applaudisseerde voor zijn prestatie, terwijl Rekel zich stevig begon uit te schudden. De druppels vlogen alle kanten op en al snel voelde zijn huid wat minder nat aan. ‘Brr, wat koud was dat. Maar het kriebelt niet meer. Ik geloof dat het gelukt is broer! Je had gelijk. Of eigenlijk had Ma Vos gelijk. Nu zullen we als de wiedeweerga op zoek moeten naar een ander hol. Of er zelf één moeten graven.’ Zowel Frenkel als Rekel hadden in dat laatste helemáál geen zin. Ze keken heel goed om zich heen, elk heuveltje in de hei werd geïnspecteerd. Zou dat een verlaten konijnenhol zijn of zoiets? Zo zochten ze de hei af.
Ze hadden geluk. Niet ver van hun oude hol vonden ze een hol dat verlaten bleek te zijn. Het rook er niet naar konijn, maar naar een ander dier. Ze konden het luchtje niet goed thuisbrengen. De gangen waren wat smaller dan in hun vorige hol, maar het leek wel geschikt voor hen als ze het hier en daar wat uitgroeven. Het had meerdere uitgangen, altijd handig als ze snel zouden moeten vluchten.
Het was nog steeds in de buurt, wat handig was omdat Iva misschien nog een keer langs kon komen. Ze was immers een maand geleden ook ineens weer op komen dagen. En als ze kwam, dan nam ze meestal wel wat lekkers mee. Die keer had ze lekker brood voor hen gehad. Ze was wel een beetje plotseling weer vertrokken met die opa van haar en een vreemde meneer in een strak pak. Maar mensen waren nu eenmaal een beetje onberekenbaar.
‘Frenkel, ik ben van de vlooien af, we hebben dit hol gevonden, het ziet er goed uit. We nemen onze intrek hier, oké? Graaf jij die ene gang wat uit, dan doe ik de andere en dan zijn we zo klaar.’ Snel gingen ze aan het werk. Ze diepten hier en daar de gangen ook nog wat uit, en sleepten wat takkenzooi het hol in. Niet lang daarna rustten de beide vossen na gedane arbeid heerlijk uit in het nieuwe hol, op een verse laag heidetakjes en gras.
‘Weet je, af en toe is een bad misschien toch zo gek niet.’ Zo peinsde Rekel hardop.
Frenkel zei niets terug. Hij lachte een beetje fijntjes in zichzelf. Hij was er wel blij mee hoe Rekel en hij elkaar zo goed konden aanvullen in alles wat ze deden. Ze hadden een heel mooi leven zo samen opgebouwd.
Het was maar goed dat ze dit hol vandaag hadden gevonden, want die nacht werd het echt herfst. Het begon te stormen en te regenen en de bomen stonden te schudden op hun wortels. De vossen merkten niets van dit alles. Ze waren zo moe van de inspanningen van de afgelopen dag dat ze de hele nacht door het natuurgeweld heen sliepen. Pas de volgende dag zagen ze dat de storm flink had huisgehouden. Een boom die vlak bij hun nieuwe hol stond was finaal afgebroken. De takken en bladeren lagen overal verspreid! Door de kracht van de wind was hij ook voor een deel uit de grond gekomen. Tussen de blootliggende wortels zagen ze tot hun verbazing een opgerolde egel zitten, angstig verscholen voor de wind. Toen ze een beetje beter keken, zagen ze dat het hun oude bekende Vlegel was. Zijn mooie schuilplaats was helemaal beschadigd. ‘Frenkel, wat zijn wij daar goed mee weg gekomen! Arme Vlegel, wat heeft die een pech zeg’. Vlegel hoorde hen en kwam een beetje tevoorschijn. Trillend bracht hij uit: ‘Jongens wat een nacht heb ik beleefd! Jullie zijn er heel wat beter vanaf gekomen. De broers konden niet anders dan knikken. ‘Hopelijk vind jij ook snel een mooie plek Vlegel’ riepen ze hem toe terwijl hij weg scharrelde, op zoek naar veiligheid.
22 Een moeder en dochter dagje
‘Iva, vandaag moeten we jouw kleren eens gaan uitzoeken. Je zomerkleren draag je niet meer, en de meeste winterkleren zijn je te klein geworden. Je bent zo hard gegroeid!’ Iva’s ogen begonnen te glimmen. ‘Krijg ik dan ook nieuwe kleren mam?’ Daar had ze wel zin in.
‘Dat lijkt me van wel hè. Je kunt moeilijk in je blootje of gewikkeld in een deken rondlopen.’ Iva schoot in de lach. Ze zag het even voor zich. ‘Gekke mama’. ‘Pas op jij kleintje.’ Sari deed of ze haar wilde pakken en Iva rende schaterend weg.
Na het ontbijt gingen de dames samen aan het werk. Iva haalde al haar kleren uit de kast en stalde ze uit op het bed. Eerst legden ze zomerkleren die aan de kleine kant waren apart. Die zou ze volgend jaar toch niet meer aan kunnen. Daarna volgden de winterkleren. Broeken, truien, shirts, tot ondergoed toe, alles ging door Sari’s handen. Iva ging aan het passen. Lachend showde ze een lange broek, die niet verder kwam tot een eind boven de enkels en ook niet meer dicht ging.
‘Je bent niet alleen langer geworden maar hier en daar ook een beetje ronder. Dat weten we dan ook weer.’ De broek ging op de stapel voor de kledingbank waar alle afgekeurde zomerkleren ook al voor klaar lagen. ‘Hier, deze moet je ook passen.’ Sari hield een lekkere speelbroek in haar handen. ‘Nou die past wel hoor, mama, dat zie ik zo.’ Het was Iva’s lievelingsbroek, die ze niet kwijt wilde. ‘Ik denkt het niet, popje, toch maar even passen.’ Sari had gelijk, de broek was veel te klein voor haar geworden. Iva werd er even verdrietig van. Die mooie, fijne broek… Ze wreef even met haar hand over de stof en legde hem toen gedecideerd op de stapel weg-doen. Even later volgden een paar truien en shirts waarvan de mouwen net over de elleboog kwamen. De kleren die echt niet meer netjes waren, of stuk gingen bij de vodden.
Aan het einde van de ochtend stonden er twee grote zakken met kleren voor de kledingbank klaar en een kleinere zak met vodden en lag er heel wat minder in haar klerenkast. ‘Dat wordt vanmiddag winkelen meid’.
Tijdens de lunch verzuchtte Sari tegen Stijn. ‘Dat kind van ons is me toch een partij gegroeid! Bijna alle broeken hebben hoog water’. Iva keek haar met vragende ogen aan. Hoog water? Wat was dat nu weer. Er was hier toch geen water? Stijn gaf uitleg. ‘Als een broek te kort is, dan komt hij niet meer tot je voeten, maar tot halverwege je kuiten. Als het dan hoogwater zou zijn, zou je met die broek het water in kunnen gaan, zonder dat je pijpen nat worden. Dat betekent het als een broek hoog water heeft. Iva vond het heel grappig. ‘Hoe zit dat dan met mijn truien die te klein zijn? Hoe noem je dat dan?’ Stijn schudde zijn hoofd, wat was ze toch een wijsneus. ‘Dat zou ik echt niet weten meissie, jij wel Sari? Zijn vrouw schoot in de lach en schudde met haar hoofd. ‘Ik heb geen idee, ik weet wel dat wij vanmiddag gaan shoppen.’
Al snel vertrokken ze naar het centrum om te gaan winkelen. Huppelend liep Iva naast Sari nadat ze de auto in de parkeergarage hadden gezet. Het was gezellig in de winkelstraat. Overal hing al versiering om de donkere dagen wat feestelijker te maken. In de etalages stonden Sinterklaas met zijn Pieten overal uitgestald. Iva keek haar ogen uit. Vooral bij de speelgoedwinkel was ze bijna niet weg te slaan. Maar er moesten kleren gekocht worden, dus Sari troonde Iva mee.
In de eerste kleding winkel die ze bezochten konden ze niet veel leuks ontdekken en ook de tweede winkel had in hun ogen alleen maar saaie spullen, maar de derde winkel had een hoop leuke meidenkleding. Een vriendelijke verkoopster haalde het ene na het ander setje bij elkaar. Ze kozen wat truien, shirts, rokjes en broeken uit en doken de paskamer in. Iva ging aan het passen. Al gauw vonden ze mede dankzij de behulpzame verkoopster een paar leuke spijkerbroeken, een rokje met een legging en bijpassende truien en shirts. Het stond Iva allemaal heel erg leuk en dus was ze snel tevreden.
Het mooiste kledingstuk dat ze hadden gevonden was in Iva’s ogen een trui met een applicatie erop van een vos, compleet met een sierlijke pluimstaart. Iva zei gelijk ‘Mam, dit wordt mijn lievelingstrui, dat weet ik zeker!’ Ze wreef over de mooie staart die heerlijk zacht aanvoelde. Sari genoot van het plezier dat Iva had. Ze hadden een stuk of wat mooie setjes bij elkaar gezocht en die werden vlot afgerekend. ‘Nu nog ondergoed regelen en dan zijn we klaar met shoppen. Ietsje verderop zat een zaakje waar ze heel leuke kinderkleding en ondergoed verkochten.
Toen ze de winkel binnenliepen kwamen ze langs de baby-afdeling. ‘Mam, kunnen we misschien ook alvast een truitje kopen voor de baby? Dat lijkt me zo leuk!’ Sari was ontroerd door de gedachte en zo kwam het dat Iva en zij samen het eerste kledingstuk kochten voor de baby die op komst was. Ze zochten een schattig zachtgroen truitje uit. Ze zochten ook wat leuk nieuw ondergoed voor Iva uit en rekenden alles af.
Om de middag nog extra feestelijk te maken gingen ze naar het restaurant boven waar Sari Iva trakteerde op een heerlijke chocolademelk met slagroom en zichzelf op een lekkere cappuccino. Toen Iva even later tegenover haar zat met een mooie bruin met witte chocomel-slagroomsnor kon Sari het niet laten hiervan een foto te maken. Het was zo’n grappig gezicht, dat lachende snuitje met die glimmende oogjes van de pret. Ze stuurde de foto gauw door naar Stijn, dan kon hij hiervan ook meegenieten.
Moeder en dochter hadden een heel plezierige middag samen. Onderweg naar de auto kocht Sari nog een zakje heerlijke pepernoten met schuimpjes erdoor . Het sinterklaasfeest stond voor de deur. Ze vond het leuk om dan thuis een trommel met dat lekkers op de tafel te hebben staan.
‘Iva, vind je het leuk als we ook een keer pepernoten zelf gaan bakken?’ Eigenlijk wist ze het antwoord al, want Iva genoot van dit soort dingen. De reactie was dan ook zoals verwacht. Iva huppelde een keer extra terwijl ze luid over straat riep ‘Ja, daar heb ik zin in! Dat vind ik super hartstikke leuk!’
Aangekomen bij de parkeergarage deed Sari snel alle aankopen in de kofferbak. Ze zette Iva in het autostoeltje en daar gingen ze weer op huis aan. Het geklets vanaf de achterbank hield niet op, zo vol was Iva van het uitstapje. Niet veel later waren ze weer terug bij Stijn.
Iva rende gelijk naar de dieren in het Giethoorncomplex in de tuin. ‘Wittie, Bianco, Kafje, Jotje, ik heb allemaal nieuwe kleren en we hebben ook een truitje gekocht voor de nieuwe baby en ik heb chocolademelk gehad en en…’ De dieren keken heel even op, maar gingen gauw weer verder met het eten van het verse voer dat Stijn hen zojuist had gegeven. Ze hadden niet veel weet van kleren, en chocomel enzo. Zolang ze elke dat maar hun natje en hun droogje kregen waren zij tevreden.
Iva had geen last van het gebrek aan interesse van de dieren. Ze rende naar haar vader toe en sprong in zijn armen. ‘Lieve papa, ik knuffel je helemaal plat.’ Stijn keek naar Sari. ‘Waaraan zou ik dat te danken hebben?’. Iva giechelde eventjes. ‘Gewoon, jullie zijn heel erg lief, jij en mama!’
23 Kou op het veld
Frenkel en Rekel hadden het koud. De bomen boden nauwelijks meer beschutting omdat alle bladeren eraf waren gewaaid. Zelfs de struiken hadden het grootste deel van hun blad verloren. In het hol was het gelukkig wel behaaglijk. Ze trokken zich dan ook het grootste deel van de dag daarin terug. Alleen als de honger hen naar buiten dreef kwamen ze tevoorschijn. Ze hadden het niet echt gemakkelijk in deze tijd van het jaar. Ook de beesten waar zij op joegen lieten zich maar amper zien. Rekel hield het niet langer uit. ‘Broer, ik moet zien dat we wat te eten krijgen, want ik rammel. Ga je mee, dan gaan we naar de boswachterswoning. Als ze ons zien, dan krijgen we misschien wel wat te eten.’
Tegen het einde van de middag gingen ze op pad. Niet lang daarna kwamen ze bij het boswachtershuis. Ze bleven bij het hek staan en Rekel blafte en piepte een beetje in de hoop dat hij gehoord zouden worden. Maar er gebeurde niets.
In het huis zagen ze de boswachter en zijn vrouw lopen. In Iva liep voor het raam langs. Ze was aan het zingen. De vossen spitsten hun oren. ‘Zie ginds komt de stoomboot, uit Spanje weer aan. Hij brengt ons Sint Nicolaas, ik zie hem al staahaaan.’ Zo klonk het. En ‘…wie zoet is krijgt lekkers… ‘ De vossen keken elkaar aan. ‘Zie je wel Frenkel, ze zingt het zelf.. wie zoet is krijgt lekkers… Ik denk dat we best wel zoet zijn geweest.’ Rekel had eigenlijk geen flauw idee waar het liedje verder over ging, maar hij vond het wel toepasselijk. ‘Misschien moeten wij ook gaan zingen, Rekel. Dan hoort ze het misschien.’ Frenkel voegde de daad bij het woord, stak zijn kopje in de lucht en begon luidkeels te jammeren. Wooeeee, wooeeeee ‘ klonk het. Noem je dat zingen, Frenkel? Je lijkt wel een jankende wolf.’ Frenkel keek beledigd toen hij met zijn niet bepaald geliefde neef werd vergeleken. ‘Nou zeg, misschien niet mooi, maar dat beetje gepiep van jou hoorden ze niet, maar mij wél!’
Hij had gelijk. De deur ging open en Stijn en Iva kwamen naar buiten. ‘Daar papa, daar hoorde ik ze. Het zijn de vossen, zie je wel?’ Ze liepen naar het hek en de vossen bleven rustig staan. ‘Aha, ik begrijp het al. Ze hebben honger natuurlijk. Daar weet ik wel wat op.’ Stijn liep naar de schuur waar hij een voorraad bessen en konijnenvoer had liggen. Daarvan strooide hij wat voor ze op de grond. ‘Ik begrijp dat jullie liever wat anders willen, maar jullie worden maar even vegetarische vossen. Graag of niet, anders hebben jullie een lege maag. En dit eten is prima voor jullie. Misschien kan ik deze week nog wat vleesafval krijgen, dan leg ik dat even voor jullie neer. Maar reken er niet op, en jullie zullen ook niet veel krijgen, want jullie moeten niet lui worden en verleren hoe je zelf je eten bij elkaar moeten zoeken.’
Met die woorden nam hij Iva bij de hand en liep terug naar het huis. ‘Brrr wat is het koud buiten’. Ze zochten snel de warmte weer op. Het rook heerlijk binnen, want Sari en Iva hadden die middag zelf pepernoten gebakken. Ze waren voldoende afgekoeld om geproefd te worden. Stijn stak Iva een handjevol toe. ‘Hier, dan heb jij ook wat te eten!’ Het werd een gezellige avond.
De vossen gingen met een goedgevulde buik weer terug naar hun hol. Ze kropen naar binnen, maar wat was dat? Eén van de gangen zat helemaal dicht met bladeren en takjes. Dat was niet zo toen ze op weg gingen.
Dit was één van de noodgangen, dus dat hij nu dicht zat was niet best. Rekel schoot het hol weer uit en ging aan de andere kant de noodgang binnen. Een spoor van bladeren en takjes lag op de bodem. En er waren klein pootafdrukjes te zien. Hij ging weer terug naar Frenkel en bracht verslag uit. ‘Ik denk dat we inwoning in ons hol hebben gekregen. Ik heb nog geen idee wat voor dier het is dat zo brutaal is dat ie ons hol is binnengedrongen.’ Terwijl ze aan het overleggen waren, hoorden ze heel zacht een snurken uit de afgesloten gang komen. Het was meer een soort snorren dan snurken.
‘Ach, het zal toch niet zo gevaarlijk zijn, ik ga gewoon kijken’ zei Frenkel dapper. Hij trok stoer wat takken en bladeren opzij en slaakte toen een kreet. ‘Au, dat prikt, au, au.’ Zijn broer keek hem verbaasd aan. Een kleine druppel bloed kwam uit het pootje van Frenkel. ‘Zitten er doorntakken tussen?’ Ze keken heel goed in de ruimte die Frenkel vrij had gemaakt. Rekel begon te grijnzen. ‘Ik zie al wat er aan de hand is. Je hebt je geprikt aan een stekel van Vlegel. Je weet toch dat de boom waaronder hij zijn toevlucht had gezocht voor de winterslaap is omgevallen met die storm laatst? Ik denk dat hij vanmorgen ons hol heeft ontdekt en daar als de gesmeerde bliksem een stapel bladeren en takken in heeft gesleept. Ik ben bang dat we voorlopig niet meer van Vlegel af zullen komen, die blijft hier nog wel een poosje logeren.’
Hij duwde de takken en blaadjes weer terug zodat er niets meer van Vlegel te zien was. ‘We moeten wel uitkijken dat we niet per ongeluk deze gang in rennen als we naar buiten willen. Laten we maar gauw kijken of we nog een andere noodgang hebben.’
Al snel vonden de vossen een andere gang die geschikt was om voor nood te gebruiken. Ze maakten hem snel wat ruimer zodat ze gemakkelijk in en uit het hol konden. ‘Eigenlijk moeten we een hekje bouwen zodat niet nog een egel ons hol binnenkomt’ zei Frenkel. ‘Nee joh, we zijn toch geen mensen dat we overal een hek omheen willen. Als dat gebeurt, nou, dan gebeurt dat, dan komen we daar ook wel weer overheen.’ Zo was de reactie van Rekel. Frenkel kon niet anders dan het daar mee eens zijn.
Ze besloten gauw weer een keer op jacht te gaan, misschien konden ze nog wat lekkers verschalken. Ze hadden van de boswachter heel goed begrepen dat die geen luilekkerland voor hen zou inrichten. De volgende ochtend was het heerlijk weer. Het was flink koud maar de zon scheen. Met hun dikkere wintervacht waren ze tegen de kou prima bestand. Vlakbij het bosmeer zagen ze tot hun verbazing een fazant stappen. Het was de grootste prooi waar ze ooit naar gekeken hadden! Ze keken elkaar aan en knikten. Dit moest hem worden. Ze maakten een omtrekkende beweging rond de nietsvermoedend fazant. Toen die Rekel zag sluipen was hij al te laat. Vanaf de achterkant werd het nietsvermoedende dier besprongen door Frenkel die zijn prooi snel doodde. De vossen begonnen alvast ervan te eten. De veren vlogen in het rond! Hij was veel te groot voor één keer dus sleepten ze de resten naar hun hol, dan hadden ze later ook nog wat.
Later die week liep Stijn langs het bosmeertje. Hij inspecteerde hoe het bos en het veld erbij lagen. De omgevallen boom was niet te missen. De storm had hier flink huisgehouden. Toen zag hij al de fazantenveren liggen en trok de conclusie dat de vossen erin geslaagd waren om zelf hun eten te vinden. Hij was er blij mee. Voor noodgevallen had hij wel wat achter de hand, maar het was veel beter als de natuur zijn beloop zou hebben.
Hij nam wat de van de veren mee voor Iva. Hopelijk vond ze die wel mooi. Hij zou haar goed uitleggen dat de vossen het goed hadden gedaan zodat ze niet verdrietig zou worden om de fazant. Iva was best een teerhartig meisje, gelukkig begreep ze wel dat de dieren in het wild hun eigen gang gingen en hun eigen regels hadden. Fluitend liep hij weer terug naar huis.
24 December, een maand vol gezelligheid.
Het sinterklaasfeest was al weer voorbij. Het was een geweldig feest geweest. Iva was enorm verwend door de goedheiligman. Een chocoladeletter I, een legpuzzel en een heleboel knutselspulletjes; papier, verf, kleurpotloden, kralen, lijm, garen, een schaartje; een hele gave pyjama aan één stuk, nieuwe regenlaarsjes en boekjes om alvast een beetje te oefenen met lezen. Eigenlijk was ze daar nog een beetje te jong voor, maar ze was erg nieuwsgierig naar de letters. ‘Ik kan mijn eigen naam al schrijven’ had ze vol trots aan de opa’s en oma’s laten weten en ook laten zien. Maar het allerleukste vond ze de set echte bakspulletjes die ze had gekregen; koekvormpjes, een beslagkom, een klopper, maatschepjes, maatbekers en een pakket met meel, suiker, nootjes, bakpoeder en alles wat je verder nodig kon hebben om zelf koekjes te bakken. Er zat een boekje bij met plaatjes waarop precies stond hoe ze het moest doen. Nu had ze echte koekjes kunnen bakken onder het toeziend oog van Sari. Wat een plezier hadden ze gehad. En ze waren met toch lekker! En ze had nog spullen over, dus ze konden het nog een keer doen. Iva verheugde zich er nu al op.
Maar nu stond het volgende feest al weer voor de deur. Over een paar weken zou het Kerst zijn. Een heerlijke tijd vol licht en gezelligheid. Op mama’s verzoek had papa een stel dozen van de zolder gehaald en gisteren een mooie spar gekocht bij de kerstbomenkweker. Want zomaar uit het bos een boom halen mocht niet meer.
Vandaag was het zaterdag en vanmiddag gingen ze met z’n allen de boom versieren. Heel voorzichtig haalden ze de glinsterende versiering uit de doos. Er waren ballen, en vogeltjes, dierenfiguurtjes, slingers en natuurlijk een mooie streng lampjes. ‘Wat veel spullen zijn er. Die dieren vind ik leuk, kijk nou, vogels, en een eekhoorn, en een vos, en een poesje.’ Iva stond bijna te dansen van plezier. Ze had alle versiering uitgestald op de grote tafel.
‘Voorzichtig meiske, want al die dingen zijn heel breekbaar.’ Sari had het nog niet gezegd of daar rolde een bal op de grond. ‘Krak’ in gruzelementen. Beduusd keek Iva ernaar. ‘Ik deed niks papa, mam, echt niet.’ Haar stemmetje trilde. Stijn reageerde. ‘Welnee Iva, hij rolde gewoon van de tafel af. Daar kon je heus niks aan doen. Kom maar even hier op de bank zitten, ik ga eerst de piek en de lampjes doen en daarna gaan we samen verder.’ Stijn zettte de piek in de top en slingerde de lampjes om de boom, zodat ze mooi verdeeld waren. Daarna kon Iva van de bank afkomen om de versieringen in de boom hangen. Met haar tong tussen haar tandjes van inspanning deed ze haar best om het zo mooi mogelijk te maken. De hogere takken namen Sari en Stijn voor hun rekening en Sari maakte het af met de slingers. Papa deed de stekker in het stopcontact en haalde de schakelaar over. Er stond een schitterende versierde kerstboom met één en al glinster en glans. ‘Aaaaah’ zei Iva vol bewondering. ‘Wat is ie mooi! Kijk nou!’
In de dozen zaten nog wat kerstversieringen die Iva mocht verdelen over de kamer. Kandelaars, een mooie ster die papa voor het raam moest hangen, mooie lichtgevende huisjes. De kamer werd steeds feestelijker!
‘Kijk eens hier, ik heb nog een lichtjesslinger voor buiten. Die hangen we bij het Giethoornverblijf. Dan hebben de dieren ook wat gezelligheid. Kom maar mee!’ Huppelend volgde Iva haar vader. Handig hing hij de lampjes rond en over de kleine boerderij. Er zaten hier en daar wat haakjes in de muren voor bloemenbakjes. Die kwamen nu goed van pas.
Al snel hing alles op z’n plek. Stijn sloot het snoer aan, haalde de schakelaar over en toen stond er ineens een heel romantisch verlicht boerderijtje in de tuin. Met z’n drieën stonden ze hun werk te bewonderen. Het was een lust voor het oog.
In de paar weken die volgden genoten ze erg van het gezellig versierde huis en de tuin. Iedere avond werd de verlichting aangezet. En eindelijk was het 24 december. Het werd kerstavond. Iva mocht heel lang opblijven. Om een uur of acht kwamen oma Marie en opa Berend om samen met het gezin naar de kerk te gaan voor de Kerstavonddienst. Het begon pas om negen uur maar het zou wel druk worden dus gingen ze op tijd.
Eenmaal in de kerk zochten ze een mooie plek een beetje voorin op. De ruimte was prachtig versierd met een boom met lichtjes en heel veel kaarsen. De muziek begon te spelen: ‘Komt allen tezamen, jubelend van vreugde, komt nu oh komt nu, naar Bethlehem..’ Alle mensen zongen uit volle borst mee met dit prachtige oude kerstlied.
Er kwam een kinderkoor naar voren. Ze zongen ‘De herdertjes lagen bij nachte..,’ en ‘Midden in de winternacht, ging de hemel open..’. Iva genoot van alles wat ze zag en hoorde. De dominee begon zijn verhaal te doen. Hij maakte het eenvoudig, omdat er heel veel kinderen in de kerk zaten. Hij vertelde dat Jozef en zijn vrouw Maria die bijna haar kindje moest krijgen nergens in een hotel terechtkonden.
Het kindje werd geboren in een stal. Het kindje Jezus, de Zoon van God, werd neergelegd in een voederbak in een stal, alles zoals voorspeld was! Dát kindje was gekomen voor de mensen, om hen te redden, de groten en de kleinen. Hij was nu nog klein, maar het zou later grootse dingen doen. Daar zouden ze met Pasen bij stilstaan.
Daarna zongen ze nog ‘Stille Nacht’ en aan het einde van de dienst het ‘Ere zij God’ en toen was het afgelopen. Alle kinderen kregen een boekje mee en een mooie kaars voor thuis. Iva was er heel blij mee en showde het trots aan haar ouders en grootouders.
Opa en oma gingen mee naar hun huis. Ze hadden de lichtjes aangelaten zodat het huis er extra gastvrij uitzag. Ze genoten na van de mooie kerstdienst en van het samenzijn. ‘En dan te bedenken dat jullie volgend jaar met z’n vieren zullen zijn!’ zei oma Marie blij. Wat mooi om naar uit te kijken, hè?’
Iva’s ogen glansden van plezier. Ze kreeg een heerlijke beker chocolademelk met slagroom van Sari. ‘En nu, wijffie, is het hoog tijd voor jou om naar bed te gaan. Je mag je mooie nieuwe pyjama nog even aan opa en oma laten zien en dan ga je plat.’ Ze was eigenlijk best wel moe en had er dan ook geen moeite mee dat mama aangaf dat de avond voor haar bijna voorbij was. Ze schoot in haar mooie pyjama, draaide een rondje om zich te laten bewonderen en deelde gul aan de opa’s en oma’s knuffels uit en vertrok naar boven met Sari en Stijn in haar kielzog. Die stopten haar lekker in en gaven haar nog een dikke kus als welterusten. ‘Slaap lekker vrouwtje’. Voordat ze de deur van de slaapkamer dichtdeden, sliep Iva al!
In de verte klonk zacht het geluid van de uil…
25 De jaarwisseling
Een paar dagen na het heerlijke kerstfeest stond alweer een gezellige avond op het programma. Het werd oudejaarsavond. Beide opa’s en oma’ waren uitgenodigd om samen met de boswachtersfamilie oud-en-nieuw te vieren. De hele oudejaarsdag stond al in het teken van het feestelijke gebeuren. Stijn en Sari hadden de ochtend gepland voor het bakken van de traditionele oliebollen en appelflappen. Stijn was al heel vroeg begonnen met het maken van het beslag want dat had best tijd nodig om te rijzen. Na een paar uur stond de olie te walmen in de schuur. Het was veiliger om het daar te doen, omdat er veel meer ruimte was. Stijn had de werkbank eerst keurig schoongemaakt, dus dat kwam prima in orde. In korte tijd toverden Stijn en Sari om beurten de ene na de andere lading oliebollen in de schaal. Daarna volgden de appelflappen. Iva was intussen bij de dieren in de Giethoorn-hoeve om ze te verwennen met lekkere hapjes. Voor hen was het natuurlijk ook een beetje feest.
De schalen met bollen en flappen werden naar het huis getransporteerd. ‘Iva, wil je mij helpen met het maken van lekkere hapjes voor vanavond?’ Natuurlijk had ze daar wel oren naar en ze ging samen met Sari aan de slag. ‘Vanavond als de opa’s en oma’s er zijn ga jij een poosje naar bed, want je bent nog een beetje te klein om de hele avond op te blijven. Maar om iets voor twaalf uur maken we jou wakker zodat jij de overgang naar het nieuwe jaar toch mee kunt maken.’ Iva was even een beetje teleurgesteld, maar toen Sari haar had verzekerd dat ze alle lekkere hapjes mocht proeven en voordat ze naar bed ging nog een spelletje mocht doen met de opa’s en oma’s had ze er vrede mee. ‘Vergeet je dan niet om mij wakker te maken mama?’ Ze keek een beetje ongerust. ‘Nee hoor, we vergeten het liefste meisje van onze familie toch niet?’ Sari aaide haar over haar bolletje. Toen was ze gerustgesteld.
Die avond om een uur of zes klonk er getoeter op het erf. Daar waren opa Bram en oma Stien uit Giethoorn. Iva vloog naar ze toe, nauwelijks was ze klaar met de uitbundige begroeting toen de auto van oma Marie en opa Berend het erf op reed. Ook zij werden vrolijk geknuffeld en toen gingen ze naar binnen.
‘Gaan we een spelletje doen met z’n allen?’ Enthousiast dook Iva de kast in en kwam met een memory-spel tevoorschijn. ‘Wel ja, voordat we gaan eten hebben we daar wel tijd voor. We eten simpel een kop soep, want vanavond komen er nog zoveel hapjes, en vergeet de oliebollen en appelflappen niet.’ Sari zette de soep alvast op een laag pitje. Ondertussen spreidde Iva de kaartjes uit. Ze gingen allemaal rond de tafel zitten. Iva mocht beginnen. Ze pakte een kaartje, draaide het om en ook een tweede kaartje. ‘Een poes en een trein’. Ze legde ze weer op de kop neer. ‘Nu ben jij opa Berend. ‘Een ezel en een bloem’. Zo volgden een beer en een appel, een hamer en een hond, een konijn en een trapje en toen Sari aan de beurt was een poes en trapje.
Toen was Iva weer. Ze pakte een kaartje. ‘Een trapje’ haar oogjes begonnen te glimmen. Ze pakte het andere kaartje met het trapje. ‘Hoera ik heb een setje, nu mag ik nog een keer. Zorgvuldig zocht ze een kaartje dat nog niet omgedraaid was geweest. ‘Een ezel’. Het slimme meisje had precies onthouden waar de andere ezel lag! ‘Weer een setje’ ze keek naar haar ouders. ‘Ja je mag nog een keer’. Ze draaide een kaartje, ‘een bus en een fiets, die zijn nog niet geweest. Maar ik heb toch al twee setjes. Nadat ze om beurten het ene na het andere kaartje hadden omgekeerd lag er een grote stapel kaartjes naast Iva. ‘Nee, tegen Iva kunnen we niet op met dit spel’ verzuchtte opa Bram. Ze schoten allemaal in de lach. Toen was het spel voorbij. Tijd voor de soep. ‘Zal ik je even helpen’ zeiden de oma’s en even later kwamen ze in de kamer met een heel theeblad met soepkommen gevuld met een heerlijke verse groentesoep.
Ze lieten het zich goed smaken en deden zich erna tegoed aan dé oudejaarslekkernij: Oliebollen! Ze waren verrukkelijk. ‘Stijn, wat is je geheim voor de heerlijke bollen?’ Die lachte fijntjes. ‘Dat zeg je goed pa, dat is mijn geheim en als ik dat verklap is het geen geheim meer.’ Daar kon opa Berend niets tegen inbrengen. Hij zuchtte een keer diep en zei toen met een grijns ‘dan kom ik ze gewoon ieder jaar bij jullie eten, als je dat maar weet!’
‘Maar nu lieve Iva, nu ga jij een poosje naar bed, zoals we hebben afgesproken’ zei Sari beslist. ‘Ik bewaar nog wel wat lekkers voor jou en we maken je vóór twaalf uur wakker. Dus hoe eerder je slaapt, hoe eerder het twaalf uur is.’ En zo ging het meisje snel naar boven. Gelukkig sliep ze al snel.
De volwassenen zaten gezellig bij elkaar te praten over het afgelopen jaar, wat ze allemaal hadden meegemaakt en natuurlijk over wat het nieuwe jaar zou brengen. ‘In ieder geval gezinsuitbreiding lieve mensen. Hopelijk wordt het een gezond kind. Jullie weten nog niet wat het wordt hè?’ zei oma Stien een beetje nieuwsgierig. ‘Nee dat weten we niet en dat willen we eigenlijk ook niet weten, laat dat maar een mooie verrassing zijn. We hopen op een gezond kindje, dat is het belangrijkste.’ Stijn knikte. Hij was het helemaal met Sari eens hierover.
Sari vertelde dat ze over een maand of twee zouden beginnen met het inrichten van de nieuwe kamer voor Iva, haar kamertje zou dan de babykamer worden. ‘We hebben dan nog zo’n vier maanden de tijd, dus dat is genoeg. Ze vertelde dat het kamertje lekker neutraal zou worden, zodat het niet echt jongens- of meisjesachtig zou zijn. Oma Marie bood aan om gordijnen te naaien als het zover was. Sari nam dit aanbod van haar moeder dankbaar aan. En zo keuvelden ze genoeglijk verder onder het genot van een drankje en een hapje en voor ze het wisten was het half twaalf.
‘Tijd om Iva uit haar bedje te halen, dan heeft ze de tijd om goed wakker te worden’, Stijn liep alvast de trap op. Maar Iva had niet veel tijd nodig, op Stijns zachte ‘Iva, wakker worden!’ vlogen haar oogjes open en zat ze in no time overeind in bed. Snel trok ze de gemakkelijke kleren aan die waren klaargelegd en ging snel mee naar beneden.
Op een bordje had Sari wat stukjes kaas en worst en dergelijke neergelegd die Iva met veel smaak naar binnen werkte. De opa’s en oma’s verbaasden zich over het wakkere meisje.
Iets voor twaalf uur zette Stijn de televisie aan, waarop de klok langzaam naar twaalf uur ging. Het was bijna zo ver. Ze telden luidkeels mee met het wegtikken van de laatste seconden. ‘Tien, negen, acht, zeven, zes, vijf, vier, drie, twee, een, Gelukkig Nieuwjaar allemaal!!! Veel heil en zegen!’ De beste wensen vlogen over en weer terwijl ze elkaar allemaal omhelsden.
Toen gingen ze naar buiten. In de verte boven de woonwijk barstte het vuurwerk los. Het was prachtig. Een hoop lawaai natuurlijk en ook de prachtigste kleuren vuurpijlen en glinsterende bollen. Opa Bram had Iva op zijn arm genomen. Ze kroop genoeglijk tegen hem aan.
En zo genoten ze van het vuurwerk totdat ze het koud kregen. Ze zochten de warmte weer op en Iva werd snel naar bed gebracht. Niet lang daarna zochten de volwassenen ook hun bed op, want alle grootouders bleven logeren.
Een mooie jaarwisseling was weer voorbij.
26 Sporen in de sneeuw
Op nieuwjaarsdag ontbeet de hele familie gezamenlijk. Ze waren niet al te vroeg opgestaan omdat het de vorige avond best laat was geworden. Tegen het middaguur vertrokken de gasten weer naar hun eigen huis en hadden Stijn, Sari en Iva het huis weer voor zich alleen. Het zou een gemakkelijke dag worden, want er was nog het één of ander over van de vorige avond. Ze besloten een mooie wandeling te maken in de buurt. Maar de wandeling duurde niet lang, want het was bitterkoud en de lucht zag helemaal grijs. ‘Het zou me niet verbazen als we één dezer dagen sneeuw gaan krijgen’, merkte Stijn op. Dat was het einde van nieuwjaarsdag.
Op het heideveld hadden Frenkel en Rekel een niet bepaald rustige jaarwisseling gehad. Het was koud en ’s nachts waren ze ongelooflijk geschrokken door het lawaai en het licht van het vuurwerk. Eerst waren ze bang dat er jagers in de buurt waren, waarover ze wel eens van andere dieren hadden gehoord. Toen ze eenmaal doorhadden dat dat niet het geval was durfden ze zich buiten het hol te wagen om naar het vuurwerk te kijken. Het was ver genoeg weg om hen geen kwaad te doen. Maar ze vonden mensen toch wel rare wezens.
De kou bracht met zich mee, dat ze weer wat moeite hadden om hun kostje bij elkaar te scharrelen. Maar ze hadden het gevoel dat het wel goed zou komen. Het bleek dat de muizen en insecten het ook koud hadden en zich erg gemakkelijk lieten vangen. Ook kregen ze nog een grote raaf te pakken die zijn vleugel had beschadigd en dus niet weg kon vliegen. De pech van de vogel was het geluk van de vossen. Maar zodra ze genoeg te eten te pakken hadden gekregen trokken de vossen zich terug in hun hol.
Een paar dagen later schrok Frenkel al vroeg wakker. Het was ongewoon licht in het hol en heel stil. Hoe kon dat nu? ‘Rekel, Rekel, word eens wakker! Kijk eens even mee, er is iets geks aan de hand.’ Rekel kwam tevoorschijn en kroop naar de ingang van het hol. Het was inderdaad heel licht. ‘Het lijkt wel of er licht op schijnt, en tegelijkertijd zit het hol dicht met een soort deken.’ Rekel stak voorzichtig zijn pootje uit om de deken te voelen. Snel trok hij zijn pootje terug. ‘Brrr, wat is dat? Dat is hartstikke koud!’ Ook Frenkel probeerde het uit. Alleen stak hij zijn poot iets verder uit en stak zo door de deken heen! Hij schoot voorover en kwam met een koude plof in het witte spul terecht wat overal rondom en bovenop hun hol lag. ‘Rekel, ik weet het, denk ik. Ma Vos heeft wel eens verteld van wit spul dat uit de hemel valt, net als regen, maar als een soort poeder blijft liggen als het koud is. Het wordt sneeuw genoemd.’ Rekel luisterde vol verbazing. Die Frenkel, die wist toch echt een hoop.
Hij waagde zich voorzichtig naar buiten en liep door de sneeuw. Hij zakte er een eindje in met zijn poten en stond op een gegeven moment tot aan zijn buik in het koude spul. Wat een geluk dat ze een mooie dikke vacht hadden die in de winter ook nog dikker was geworden! Hij gleed ineens uit en maakte een mooie koprol in de sneeuw, waarbij hij heel zacht neerkwam. ‘Jeeeh, dit is leuk!’ Hij gaf Frenkel een duw zodat ook hij een duikeling maakte. ‘Hé ben je helemáál?’ Verontwaardigd keek hij naar Rekel, maar vervolgens zag hij de humor er van in en begon ook aan Rekel te sjorren. Er volgde een vrolijke stoeipartij in de sneeuw. Ze deden elkaar geen pijn omdat de sneeuw zo heerlijk zacht was. Het hele heideveld en het bos eromheen, ook de kale takken, was bedekt met een dik pak van dit mooie witte goedje. De lucht erboven was heel helderblauw en er scheen een lekker zonnetje.
‘Wow, Frenkel, zie je hoe mooi dit is?’ Die sneeuw maakt alle dingen nieuw, lijkt het wel.’ Frenkel kon niet anders dan het beamen. ‘Kom, we gaan een stukje op avontuur. Onze afgedrukte pootjes in de sneeuw laten precies zien waar ons hol is, dat vinden we gemakkelijk terug. Naast elkaar gingen ze op weg. Er waren een hoop andere dieren aan de wandel gegaan. Vogels, een haas, konijnen, zelfs van een ree zagen ze de sporen in de sneeuw.
Zonder dat ze het in de gaten hadden waren ze een heel eind weg gedwaald. Aangekomen op een ander heideveld keken ze hun ogen uit. Wat was het hier mooi! Het heideveld strekte zich naar alle kanten uit. Bovenaan het veld was een soort van richel. Ze zagen daar een stel konijnen zitten, een grijze en twee spierwitte, een grote en een kleine. Dat hadden ze nog nooit gezien. Ze liepen er wat dichter naartoe, nieuwsgierig als ze waren. Honger hadden ze niet, dus gelukkig hadden de konijnen van hen geen gevaar te duchten. Bovendien zag dat grote witte konijn er wel vervaarlijk uit. Daar zouden ze zich niet snel aan wagen. Ze hoorden het grote witte konijn zeggen: ‘Mooi hè jongens? Het is wel koud, maar ik kan hier wel van genieten hoor.’
Frenkel was het helemaal eens met wat het grote witte konijn zei. ‘Joh, Rekel, dit is fantastisch! Het lijkt wel of het tien keer zo licht is als anders. Wat is die sneeuw wit!’ Hij schudde een beetje met zijn snuit door het witte spul, zodat het opstoof. ‘Niet doen, Frenkel, je spettert mij helemaal onder.’ Rekel zei het bibberend. ‘Maar, je hebt gelijk! Het is fabeltastisch gaaf.’ Hij genoot zelf van de mooie omschrijving die hij voor het tafereel had bedacht.
Er liep ook nog een ander grijs dier in de buurt van de konijnen, ze konden niet goed zien wat het was.
‘Ik ben benieuwd wat dat andere grijze beest voor een dier is. Hij lijkt op een konijn, maar hij is het niet. Hij heeft niet van die lange oren als het konijn, en hij heeft een veel langere staart. Een haas is het ook niet, want die loopt daar’ hij wees een iets andere kant uit, ‘die is veel groter en heeft nog langere oren, een korte staart en hele lange achterpoten.’
Frenkel keek zijn broer bewonderend aan. Hij had wel heel goed gekeken in de gauwigheid, want het beestje was alweer verdwenen achter de richel. ‘We komen er misschien nog wel een keer achter, maar nu wil ik terug naar ons hol. Mooi of niet, ik heb het hartstikke koud gekregen van dit witte spul.’
Ze volgden hun voetsporen terug naar het aangrenzende heideveld en hadden hun eigen warme hol al snel teruggevonden. Ze kropen onder de verzamelde bladeren en takjes en maakten het zich lekker gemakkelijk. Al snel was er niets anders te horen dan het zachte geronk van de slapende broers.
Genoeg gedaan voor vandaag!
27 Sneeuwpret met een bijzondere ontmoeting
‘Mam, pap, het heeft gesneeuwd! Kijk dan, alles is wit, mag ik mijn sneeuwpak aan en gaan we naar buiten?’ Het opgewonden stemmetje van Iva schalde door het huis. ‘Zullen we eerst gaan ontbijten?’ Bromde Stijn. Hij genoot nog even van zijn lekkere warme bed. Maar Sari was al klaarwakker. Ze gooide het dekbed van hen beiden af. ‘Nu moeten we ons wel aankleden Stijn.’ Ze schoot in haar kleren en haastte zich naar Iva die ze snel in haar warme kleren hielp. ‘We gaan echt wel eerst eten hoor, maar daarna krijg je je sneeuwpak en je sneeuwlaarzen aan en dan gaan we erop uit. We nemen de slee ook mee.
Al gauw zaten ze aan tafel en begonnen na een kort gebed aan het ontbijt. Soms wilde Iva wel eens treuzelen met het eten, maar nu kon het haar niet snel genoeg gaan. In no time had ze haar boterhammen op. Stijn haalde uit de schuur de oude slee tevoorschijn die al die tijd op het zoldertje had gelegen. Gelukkig mankeerde er niets aan. Gehuld in hun warme kleren gingen ze op pad. De tuin uit, het heideveld in. Ze waren niet bepaald de eersten. Overal waren sporen van dieren te zien. Vogels, konijnen, ‘papa kijk, hier heeft een hertje gelopen!’ Stijn keek Iva bewonderend aan. Ze had veel oog voor alles om zich heen. ‘En papa, kijk eens, de vossen zijn ook aan de wandel gegaan!’ En inderdaad in de sneeuw waren de sporen te zien van twee vossen die naast elkaar hadden gelopen.
Zo genoten ze van de zon op de sneeuw die alles in een zilverig licht zette. Af en toe trok Stijn Iva op de slee maar vaak sjouwde Iva ernaast op haar sneeuwlaarzen door de witte pracht. Na een stevige wandeling kwamen ze aan op een pad dat bovenlangs het andere heideveld liep. Bij een helling aangekomen zette Stijn de slee neer, zette Iva er op en gaf haar een klein duwtje zodat ze met een vaart naar beneden gleed. Ze gilde het uit van plezier. Wel moest ze zelf de slee weer naar boven trekken, maar dat hinderde haar niets. Zo gleed ze steeds de helling weer af. Door de sporen van de slee werd het steeds gladder. Ze genóót! Na een poosje vond Sari het welletjes. Ze keek naar de rode blossen op de wangen van Iva. ‘We moeten nu uitkijken dat je het niet te koud krijgt lieverd. Nu gaan we ermee stoppen.’
Maar ze hoefde zich geen zorgen te maken, want Iva’s aandacht was ineens getrokken door iets anders. Ze zag een grijs diertje lopen, ze keek nog eens goed en riep: ‘Papa, mama, kijk eens daar, wat een lieve poes!’ Ze begon hem te lokken. ‘Psss, psss, psss, psss, pssss, kom dan poes!’ De poes kwam langzaam dichterbij. Ze aaide het diertje, en de poes begon met haar kopjes te geven.
‘Mam, pap, Hij vindt me leuk, kijk dan! Mag ik hem meenemen, want er is helemaal geen huis in de buurt. Hij is vast verdwaald.’
Sari en Stijn keken elkaar aan en terwijl Iva met het grijze katje speelde overlegden ze samen. ‘We kunnen hem meenemen en dan bij de dierenarts kijken of hij gechipt is. Als hij een baas heeft, wil die hem vast graag terug. ‘zei Sari. Stijn ging verder ‘En zo niet, ach, we hebben plek genoeg in ons huis en op ons erf voor een kat. Ook wel handig om muizen en ratten te vangen die op het voer van de kippen, konijnen en cavia’s afkomen.’
Ze vertelden Iva wat ze besloten hadden. ‘We nemen het katje mee, maar als het een baas blijkt te hebben die hem kwijt is, dan gaat hij natuurlijk weer weg.’
Iva had eigenlijk alleen gehoord dat ze zeiden dat ze het diertje mee zouden nemen. Haar ouders snapten dat wel. Als het anders uit zou pakken dan zouden ze haar dat wel rustig kunnen uitleggen.
Iva was op de slee gaan zitten. Het katje had zich lekker op haar schoot genesteld. En zo trok Stijn de slee met Iva en de poes mee naar huis. Er waren intussen meer mensen bijgekomen die genoten van het prachtige landschap. En ze genoten ook van het beeld van het glunderende meisje op de slee met de poes op schoot.
Thuisgekomen trok Iva haar warme pak uit, ging op de bank zitten terwijl het poesje geen moment van haar zijde week. Het nestelde zich heerlijk tegen Iva aan. Sari en Stijn zagen het een beetje bezorgd aan. Iva had zich zo snel aan het beestje gehecht, wat nu als er toch een baasje bleek te zijn en ze weer afscheid van het diertje moest nemen.
‘Weet je, ik ga even bellen met mijn vriend die dierenarts is. Hij kan controleren of hij gechipt is. Als dat het geval blijkt te zijn, dan moet ze weg. Dan is het vroeg genoeg om het Iva te vertellen. Maar eigenlijk denk ik van niet, want het draagt geen bandje of zoiets en ik ken ook geen mensen in de buurt die hun kat missen. Het is ook nog een tamelijk jong beestje.’
Stijn greep zijn telefoon en belde zijn kameraad op. ‘Stijn, ik kom wel even met het scannertje, dan hoef je niet met de kat langs te komen.’ Even later stond de dierenarts voor de deur. ‘Gerard, wat fijn dat je zo snel kon komen! Hoe eerder we weten hoe of wat, hoe beter.’
Gerard nam het tegenstribbelende katje over van Iva. ‘Ik wil hem even nakijken Iva, of hij gezond is, en ik moet even kijken of hij niet al een baasje heeft. Want het zou natuurlijk heel erg zijn als er ergens een heel verdrietig baasje is, vind je ook niet?’ Iva knikte met een ernstig gezichtje.
Sari keek Gerard dankbaar aan. Hij had precies de goede snaar geraakt bij Iva om het voor haar gemakkelijker te maken. Gerard begon het katje intussen zorgvuldig te onderzoeken. Hij streek over de vacht, keek in de oortjes, bevoelde het buikje en de pootjes. ‘Het is een gezond mannetje. Voor de zekerheid zou ik hem een wormenkuurtje geven en ik zou jullie wel aanraden om hem te castreren, anders gaat hij er om de haverklap vandoor op zoek naar krolse vrouwtjes’.Hij zei het grijnzend. Toen haalde hij de scanner langs de bovenrug van het dier. Er piepte helemaal niets. ‘Hij is niet gechipt, dus een baasje terugvinden is vrijwel onmogelijk.’
Iva keek hem heel blij aan. ‘Mag hij dan bij ons blijven?’ Gerard keek naar Sari en Stijn en op hun bevestigende knikje zei hij: ‘Ja, voorlopig wel, tenzij zich nog iemand meldt voor dit beestje. Maar eerlijk gezegd verwacht ik dat niet. Hij ziet eruit of ie al een tijdje op zichzelf heeft geleefd, en hij is dus niet gechipt. Mocht er nog iemand zich melden in mijn praktijk dan laat ik het weten. Maar dan moet die persoon wel heel geloofwaardig maken dat hij van hen is.’ Hij keek Iva aan. ‘Het ziet ernaar uit dat jij een mooie naam voor deze kat moet bedenken Iva!’
Het stralende gezicht van Iva sprak boekdelen. ‘Ik weet het, ik noem hem Grissie, omdat hij grijs is. Dat kan toch wel voor een mannetjes kat? Dan past zijn naam bij die van de konijnen, vinden jullie ook niet?’ Ze knikten allemaal en Stijn sprak: ‘Grissie gaat hij heten.’
Ze lieten Gerard uit en bedankten hem voor de moeite die hij had gedaan. ‘Binnenkort maken we een keer een afspraak om hem te laten castreren en de wormenkuur zal ik morgen even langshalen. Stijn was heel tevreden over dit bezoek van zijn vriend.
En Iva? Die zat met de kat op schoot te keuvelen. ‘Grissie, je mag bij ons blijven wonen, hoera!’
28 Voorjaar vol beloften
Grissie was al helemaal ingeburgerd in het boswachtersgezin. Er was niemand gekomen om hem op te eisen, dus had Gerard hem een aantal weken geleden gecastreerd. Hij was toen even een heel zielige kat geweest, maar dat leed was intussen geleden. Hij was nog aanhankelijker geworden dan hij al was en vond niets leuker dan Iva overal te volgen waar ze heen ging. Als ze naar school moest ging hij het liefst met haar mee. Sari of Stijn moesten heel erg oppassen dat hij niet ontsnapte.
Sari werd hier overigens steeds onhandiger in omdat haar zwangerschap haar flink in de weg begon te zitten. Ze was ontzettend blij dat de babykamer intussen al helemaal klaar was en Iva al in haar nieuwe kamer sliep. ‘Stijn, ik kan me niet herinneren dat ik bij Iva ook zo zwaar was. Jij wel? ‘k Moet er niet aan denken dat we nu nog aan de slaapkamers moesten beginnen, ik voel me zo rond als een tonnetje.’
Stijn keek eens kritisch naar zijn vrouw. Hij vond haar nog even mooi en lief als altijd. Maar inderdaad, voor zes maanden zwanger was ze wel flink gegroeid. ‘Misschien komt het doordat we al een kind hebben en zet je buik gemakkelijker uit.’ Hij zei het voorzichtig, want hij wilde haar niet kwetsen. Maar Sari schoot in de lach. ‘Zeg het maar gewoon hoor, ik zie het zelf toch ook. Misschien is het inderdaad wel doordat ik voor de tweede keer in verwachting ben.’ Stijn haalde opgelucht adem waar Sari op haar beurt weer om moest lachen. Iva had geen idee waar het over ging, maar de de vrolijkheid van haar papa en mama maakte haar ook heel blij.
Rond het boswachterserf kwamen de bloembollen op die Stijn en Sari vorig najaar met Iva in de grond hadden gestopt. Vooral bij het Giethoorncomplex was het een lust om te zien. Eerst waren het de sneeuwklokjes geweest, toen de krokussen, en na een paar weken de blauwe druifjes en de tulpen en hyacinten. Het was een prachtig kleurrijk geheel, echt een teken van het voorjaar.
Waar de vossen huisden was het voorjaar ook al doorgedrongen. Het jonge gras groeide tussen de heideplanten. De bomen en struiken kwamen steeds meer in het prille groene blad te zitten. Iva liep met haar vader nog wel eens naar de plek waar ze de vossen het laatst hadden gezien, maar het leek wel of ze hen niet meer kenden. Stijn legde Iva uit dat het in de natuur zo werkte. Het tamme karakter van de vossen was helemaal verdwenen en hun wilde aard was weer helemaal boven gekomen. ‘Ik ben er heel blij mee dat ze zichzelf nu heel goed kunnen redden en ze onze hulp niet meer nodig hebben.’
En zo gingen de lentedagen voorbij. Het werd mei en overal waren sporen van jong leven. Vogels met nesten, de kippen kregen kuikens en tot Stijns grote verrassing hadden de cavia’s op een mooie morgen ineens drie jongen in hun hokje. Hij had niet beter geweten dan dat Kafje en Jotje allebei mannetjes waren, maar dat was dus niet zo. Jotje was moeder geworden! Snel riep hij Sari en Iva erbij en heel voorzichtig keken ze in het hokje. Wat waren ze nog klein! Iva was door het dolle heen. Terwijl ze naar binnen huppelde oefende ze vast op het verhaal dat ze op school zou vertellen.
‘Iva, er mogen nog even geen kinderen komen kijken hoor, eerst moeten de caviaatjes wat groter zijn.’ Stijn voelde dat die waarschuwing wel op z’n plaats was. Hij kende het enthousiasme van de jongedame maar al te goed. ‘Weet je Iva, laat dat nou even ons geheimpje zijn, dat is beter voor de jonkies. Wacht nog maar even om het in de kring te vertellen. Over een paar weken kan het wel.’ Iva legde zich er schoorvoetend bij neer. Ze wilde natuurlijk de jongen niet in gevaar brengen.
Op het veld hadden Frenkel en Rekel ontdekt dat de nieuwe lente veel goeds voor hen in petto had. Jonge vogels die onvoorzichtig waren, dikke muizen die uit hun holletjes tevoorschijn kwamen, het leven was goed voor hen. Maar op een morgen werd Rekel ineens wakker met een vreemd gevoel. ‘Frenkel, er is iets aan de hand in het boswachtershuis. Ik voel het. We moeten ernaar toe! Zijn broer keek hem meewarig aan. ‘Wat wil je er dan doen?’ Rekel wist het ook niet, alleen dat hij het dringende gevoel had dat hij naar het huis moest. Zo gingen de gebroeders vos op pad. Ze wisten nog prima de weg.
Bij het hek rond het huis aangekomen zagen ze tot hun verbazing het grijze beest lopen dat ze op het andere heideveld bij de grijze en witte konijnen hadden gezien. Ze hoorden het dier geluid maken. ‘Miauw, miaaauw.’ Ineens wisten ze het. Het was natuurlijk een kat! Het vreemde was dat in het gemiauw van de kat dezelfde onrust doorklonk die hen zelf naar het huis toe had gedreven. Wat was er toch aan de hand?
De kippen in het kippenhok waren ook lawaaieriger dan anders. Er moest echt iets op til zijn. Op de weg naar het huis kwam met een vaart een auto aanrijden. Het was de auto van de ouders van Sari, opa Berend en oma Marie.
De dieren begrepen er niets van, ze voelden zich alleen onrustig.
Oma Marie stapte uit de auto en sprak Stijn aan die in de deuropening op hen stond te wachten. ‘We zijn zo snel mogelijk gekomen, jongen. Het was goed dat je belde. Wij ontfermen ons wel over Iva hoor Stijn. Ga jij maar met Sari mee naar het ziekenhuis. Het komt vast goed’.
Een kreunende Sari kwam ook de deur uit. Haar moeder sloeg een arm om haar heen. Kind toch, wat een schrik. Stijn gaat jou snel naar het ziekenhuis brengen en daar ben jij in goede handen. Er is hopelijk niets ernstigs aan de hand, maar ze weten wel wat ze moeten doen. Ook opa Berend deed een duit in het zakje. ‘Jij bent toch mijn stoere dochter?’ Intussen had Stijn de auto voorgereden. Hij hielp Sari met instappen.
Hij gaf Iva een hele dikke knuffel. ‘Je hoeft niet bang te zijn hoor meiske, mama moet even voor controle naar het ziekenhuis omdat ze pijn in haar buik heeft. Opa en oma blijven bij jou en ik ga met mama mee want ze kan nu niet zelf autorijden.’ Met een zwaai naar zijn schoonouders stapte hij snel in en terwijl Sari nog naar Iva en naar haar ouders zwaaide reden ze snel weg.
Iva bleef achter met opa en oma. Ze huilde een beetje van de schrik. Papa en mama waren zo plotseling verdwenen. Ze begreep er niets van! Toen zag ze ineens de vossen bij het hek staan. Die leidden haar gelukkig een beetje af. Ze had niet gedacht dat ze die dieren nog een keer zou zien. Dat was een mooie verrassing op deze verwarrende morgen.
Oma Marie nam haar bij de hand. ‘Kom meid, we gaan eerst maar eens een boterhammetje eten, want volgens mij heb jij nog niets gehad.’ Opa Berend keek nog even peinzend naar het stel vossen en volgde toen zijn vrouw en kleindochter naar binnen.
Even later zat Iva te smikkelen van een boterham met pindakaas en een glas melk. Toen ze het op had dacht ze weer aan mama en papa.
Opa en oma leken ook wel wat zenuwachtig. Wat zou er toch aan de hand zijn?
29 Onverwachte gebeurtenissen
Een hele poos bleef het stil. In de loop van de ochtend had Stijn de grootouders even gebeld. ‘De bevalling is begonnen. Veel te vroeg, maar de dokters verwachten dat het wel goed zal gaan. Sari houdt zich sterk. Ik bel jullie weer als ik meer nieuws heb. Geef Iva een dikke kus van mij. Nu ga ik snel weer terug naar Sari.’
En zo begon het wachten. Opa en oma hadden besloten om Iva niet naar school te laten gaan. Het was vast fijner voor haar om bij hen te blijven. Alles was nu ineens zo vreemd.
Tegen de middag belde Stijn weer even. ‘Het is nog niet zover . Volgens de dokter duurt het nog wel een paar uur, maar ze hebben me wel aangeraden in het ziekenhuis te blijven. Ik kan dus niet naar huis. Willen jullie de beesten even te eten geven? Het voer ligt allemaal in de schuur. Ik hang nu op, daag, ik bel straks wel weer.’
Opa Berend liep samen met Iva naar de schuur. ‘Wil jij me laten zien welk voer de dieren moeten hebben? Papa heeft me gevraagd ze te voeren, en of jij me daarbij wil helpen.’ Dat laatste verzon hij er ter plekke bij. Het leek hem een goed idee om Iva wat te doen te geven.
Toen ze klaar waren met de dieren keken ze nog even naar de vossen die tot hun verbazing nog altijd bij het hek stonden. Opa Berend gooide een handje voer in hun richting, dat aten ze gretig op.
‘Kom maar, dan gaan we weer naar binnen. Opa troonde Iva mee. ‘Zullen we een spelletje Memory doen, Iva? Eens kijken of ik een keer van jou kan winnen.’ oma Marie glimlachte. Opa Berend probeerde zijn kleindochter echt zo goed mogelijk af te leiden.
Toen rinkelde weer de telefoon. Snel nam oma op. ‘Met Sari mam’ klonk het met een zachte maar blijde stem. ‘Jullie zijn weer opa en oma geworden. Het bleef even stil. Jullie hebben er een kleinzoon… en een kleindochter bij! We hebben een tweeling’. Er klonk geroezemoes op de achtergrond en toe kwam Stijn aan de lijn. ‘Niet te geloven! Twee kinderen! Een jongen en een meisje! Geef me Iva even aan de telefoon’. Oma gaf de telefoon aan Iva. ‘Hier is papa.’ ‘Hoi lief meisje van me. Mama en ik hebben groot nieuws. Je hebt een broertje, en ook een zusje!’ Verbijsterd keek Iva naar de telefoon. Was het echt waar? Had papa echt gezegd dat ze een broertje én een zusje had gekregen?. Oma knikte haar toe met tranen van blijdschap in haar ogen.
Ze pakte de telefoon weer over. ‘Is alles goed met de kinderen, en met Sari?’ ‘Ja hoor, ze zijn klein, de jongen is drie pond en het meisje bijna drie pond, maar alles is goed. Er moet nu nog van alles met Sari gebeuren, maar komen jullie over een uurtje of drie maar naar het ziekenhuis met Iva, dan kunnen jullie de baby’s bewonderen. Ik ga nu mijn ouders bellen, die zullen ook wel heel verrast zijn. Twee kinderen, niet te geloven.’ Toen had Stijn opgehangen.
Iva kroop bij oma op schoot. ‘Ik wil naar mama en naar de baby’s en naar papa toe.’ Oma trok haar dicht tegen zich aan. ‘Eventjes geduld nog. Ze moeten mama en je broertje en zusje nog verzorgen. Over een paar uur gaan we met z’n allen naar het ziekenhuis.’
Opa Berend was van ontroering even naar buiten gelopen. Hij zag dat de vossen langzaam in de verte verdwenen. Blijkbaar hadden ze aangevoeld dat ze nu weer konden gaan. Hij stak zijn armen van blijdschap in de lucht. Een kleinzoon én een kleindochter! Wat een rijkdom was dat!
30 Twee piepkleine baby’s
Tegen het einde van de middag gaan Iva, oma Marie en opa Berend eindelijk naar het ziekenhuis. In de tussentijd zijn ze nog even snel naar de babywinkel gegaan om wat leuks voor de tweeling te kopen, zodat Iva dat kan geven. Voor haar broertje heeft zij een schattig truitje en broekje uitgezocht in een felle kleur groen. Voor haar zusje een zachtgeel jurkje met een maillotje erbij. Trots als een pauw loopt ze met de beide pakjes het ziekenhuis in. Als ze binnenlopen komen ook opa Bram en oma Stien aanlopen, zodat ze met een heel gezelschap naar binnen gaan.
Als Stijn hen tegemoet komt geeft oma Iva zachtjes een duwtje. ‘Jij eerst meisjelief.’ Iva rent naar haar vader toe en springt hem in de armen. ‘Papa!’ En dan komen de tranen los. Stijn aait haar net zolang over haar rug tot ze gekalmeerd is. Daarna begroet hij de beide dolgelukkige opa’s en oma’s. ‘Wisten jullie dat het een tweeling was?’ vroeg opa Bram.
‘Nee, het was een volledige verrassing. Sari was wel wat zwaarder dan met Iva, maar we dachten dat het kwam omdat het de tweede was. Toen vanmorgen ineens de weeën begonnen schrokken we ons naar. Gelukkig konden jullie direct komen.’ Stijn knikte zijn schoonouders dankbaar toe.
‘Kom nu maar gauw mee naar de kleintjes en naar Sari. Ze liggen nog even in de couveuse, maar waarschijnlijk mogen ze daar eind deze week al uit.’
Ze liepen gauw door naar de kinderafdeling waar ze in één couveuse de piepkleine baby’s zagen liggen. ‘Oh wat een schatjes zijn het. ‘Ze zeiden in koor allemaal ongeveer hetzelfde. ‘Wat zijn ze klein!’ Stijn tilde Iva hoog op zodat ze haar broertje en zusje goed kon zien. ‘Ze zijn net zo groot als mijn pop. Wat lief!’
Iva trok Stijn aan zijn arm. ‘Papa, hoe heten ze eigenlijk?’ Dat was een hele goede vraag, waarop de grootouders het antwoord ook wel wilden weten.
Stijn fluisterde de namen zachtjes in haar oor, zodat zij ze aan de anderen kon vertellen.
Trots herhaalde ze wat haar papa had ingefluisterd. ‘Mijn broertje heet Bart, en mijn zusje heet Lisa’ Ze klapte erbij in haar handjes. ‘Gaan we nu naar mama toe?’
Mama lag rustig in het ziekenhuisbed. Ze stak haar armen uit naar Iva en gaf haar een berenomhelzing. ‘Lieverd, nu heb je niet een broertje of een zusje maar allebei. Hoe vind je dat?
Iva gaf geen antwoord, maar haar blijde gezichtje sprak boekdelen. Even later zei ze: ‘Ik vind Bart en Lisa superlief! Nu ben ik een grote dubbele zus.’
De volwassenen schoten allemaal in de lach. ‘Ja meid,’ zei Stijn, ‘jij bent een grote dubbele zus.’
Samen met Sari sloot hij Iva in zijn armen terwijl de grootouders liefhebbend toekeken.
‘Jij bent onze eigen lieve, grote meid Iva!. We houden van je!’
De dieren rond het boswachtershuis waren intussen als vanzelf weer gekalmeerd. En Rekel en Frenkel? Die waren weer terug bij hun hol. Hun onrust was verdwenen. Ze pakten hun dagelijkse routine weer op. Slapen, eten, spelen. Zoals vossen dat doen. En zo hoort het ook.
EINDE